ECLI:NL:CRVB:2012:BY4597

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2953 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonvoorzieningen op basis van Wmo na onderzoek door CIZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor twee woonvoorzieningen, namelijk een verhoogd toilet en een elektrische deuropener, door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant, geboren in 1955, lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening met somatische klachten die zijn mobiliteit beperken. Hij heeft een scootmobiel en een rolstoel en woont in een gelijkvloerse benedenwoning. Op 30 januari 2008 diende hij een aanvraag in op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college wees deze aanvraag af op 18 februari 2008, onder verwijzing naar een rapport van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat op 6 februari 2008 was ontvangen.

Na een ongegrondverklaring van zijn bezwaar door het college op 14 januari 2009, heeft appellant beroep aangetekend bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, oordelend dat het college zich op de adviezen van het CIZ mocht baseren. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij een tweede toilet nodig heeft in de badkamer en dat de elektrische deuropener hem zou helpen om zittend op zijn scootmobiel naar binnen te rijden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het CIZ-onderzoek. De Raad oordeelde dat appellant in staat moet worden geacht om enkele meters te lopen en zelfstandig naar het toilet te gaan. De medische gegevens die appellant in hoger beroep aanvoerde, gaven geen aanleiding om het standpunt van het college te weerleggen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en zag geen reden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/2953 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2010, 09/805 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak 28 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2012. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1955, lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening met somatische klachten die hem beperken in zijn mobiliteit. Hij beschikt over een scootmobiel en een rolstoel. Appellant woont in een aangepaste (gelijkvloerse) benedenwoning.
1.2. Op 30 januari 2008 heeft appellant in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend voor een tweetal woonvoorzieningen, te weten een verhoogd toilet en een elektrische deuropener.
1.3. Bij besluit van 18 februari 2008 heeft het college de aanvraag voor de voornoemde woonvoorzieningen afgewezen, onder verwijzing naar een op 6 februari 2008 ter kennis van het college gekomen rapport van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
1.4. Bij besluit van 14 januari 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 februari 2008 onder verwijzing naar het rapport van het CIZ van 13 juni 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat het college zich op de adviezen van 29 januari 2008 (lees: 6 februari 2008) en 13 juni 2008 van het CIZ heeft mogen baseren. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de bevindingen en de daarop gebaseerde conclusies van de medisch adviseur mogelijk onjuist zouden zijn. Het college heeft op goede gronden beslist dat er geen medische noodzaak is voor het verstrekken van de door appellant gevraagde voorzieningen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft te kennen gegeven dat een tweede (verhoogd) toilet in de badkamer dient te worden geplaatst zodat hij voor en na het douchen van het toilet gebruik kan maken. Ten aanzien van de elektrische deuropener heeft hij naar voren gebracht dat deze voorziening hem in staat stelt om zittend op zijn scootmobiel naar binnen te rijden, zonder af te moeten stappen om de deur te openen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil of het college terecht en op juiste gronden heeft besloten dat appellant gelet op zijn beperkingen niet is aangewezen op een tweede (verhoogd) toilet in zijn badkamer en een elektrische deuropener.
4.2. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het door het CIZ verrichte onderzoek naar de beperkingen van appellant en de benodigde voorzieningen. Indicatieadviseur H. de Graaf heeft appellant op het spreekuur gezien en het advies van medisch adviseur H.M. Laane van 15 januari 2008 bij zijn beoordeling heeft betrokken. Laane heeft de medische rapportages van de huisarts van appellant van 3 december 2007 en 15 december 2007, van reumatoloog Blommenstein van 21 juli 2004, van psychiater Van der Plaats van 22 maart 2004 en 8 december 2006 en van AMC De Meren van 27 februari 2006 bestudeerd. De Graaf komt, gelet op de aard en de ernst van de vastgestelde beperkingen, tot de conclusie dat appellant in staat moet worden geacht enkele meters te lopen, even te gaan staan en zelfstandig transfers uit te voeren.
4.3. Naar aanleiding van de door appellant in bezwaar overgelegde medische gegevens hebben De Graaf en Laane opnieuw onderzoek verricht naar de medische noodzaak van de door appellant gevraagde woonvoorzieningen. In het rapport van 13 juni 2008 is geconcludeerd dat appellant in staat is om kleinere afstanden te lopen en zelfstandig naar het toilet te gaan. Voor een elektrische deuropener bestaat volgens hen geen medische onderbouwing.
4.4. De Raad vindt in de door appellant in zijn hoger beroepschrift genoemde medische gegevens geen grond om het standpunt van het college dat er geen medische redenen zijn om de gevraagde woonvoorzieningen te treffen, onjuist te achten.
4.5. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) N.M. van Gorkum
HD