ECLI:NL:CRVB:2012:BY3896
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die in 1994 ongeschikt werd verklaard voor haar werk als verkoopster in een ziekenhuiswinkel na een auto-ongeluk. Appellante ontving tot 14 september 2006 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze werd ingetrokken omdat zij in staat werd geacht om in andere functies een inkomen te verdienen. Na een periode van arbeidsongeschiktheid meldde appellante zich op 1 december 2008 opnieuw ziek, waarna zij een Ziektewet-uitkering ontving.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de ZW-uitkering per 4 mei 2010, wat leidde tot een bezwaar van appellante. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordelingen door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan de bevindingen te twijfelen. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek had ingesteld en op basis van de beschikbare informatie had geconcludeerd dat appellante op de datum in geding niet meer arbeidsongeschikt was. De door appellante overgelegde medische gegevens gaven geen aanleiding om de eerdere beoordelingen te herzien. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af en concludeerde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling.