ECLI:NL:CRVB:2012:BY3837

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-683 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. Appellante, die eerder een WAO-uitkering ontving, had zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld vanwege toegenomen klachten aan haar rechterarm, -pols, -schouder en nek. De uitkering was eerder ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na een medisch onderzoek door de verzekeringsarts werd vastgesteld dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen. Het Uwv weigerde vervolgens de WAO-uitkering toe te kennen, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het bestreden besluit op een zorgvuldig medisch onderzoek berustte. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwen dat zij meer beperkt is dan door de (bezwaar)verzekeringsarts is aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellante niet in staat is gebleken om haar standpunt te onderbouwen met relevante medische informatie.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor uitkeringen en de noodzaak voor appellanten om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 21 november 2012.

Uitspraak

12/683 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van
21 december 2011, 10/1114 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C.M. Peper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2012. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. Ruis.
OVERWEGINGEN
1.1 Appellante, werkzaam als plooister bij een gordijnatelier, is op 4 juni 1999 uitgevallen voor haar werk in verband met klachten van haar rechterarm, -pols, -schouder en nek. Met ingang van 2 juni 2000 is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Die uitkering is op 31 januari 2006 ingetrokken omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was.
1.2. Op 7 augustus 2007 heeft appellante zich arbeidsongeschikt gemeld met toegenomen klachten van rechterarm, -schouder en nek. Nadien zijn daar andere klachten, waaronder psychische, bijgekomen. De verzekeringsarts heeft op basis van zijn onderzoeksbevindingen op 15 september 2009 geconcludeerd, dat er weliswaar sprake is van uitval door dezelfde ziekteoorzaak maar dat er geen aanleiding is om (na vier weken) meer beperkingen aan te nemen. Voor de situatie na het vervullen van de wachttijd voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), 104 weken na 7 augustus 2007, heeft de verzekeringsarts de beperkingen van appellante vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
15 september 2009. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd, die appellante met haar beperkingen zou kunnen vervullen en haar mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 0%. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 12 oktober 2009 geweigerd appellante vier weken na 7 augustus 2007 een
WAO-uitkering toe te kennen omdat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 4 augustus 2009 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet WIA omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Bij besluit van
14 september 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 12 en 13 oktober 2009 ongegrond verklaard onder verwijzing naar rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
14 september 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het bestreden besluit op een voldoende zorgvuldig medisch onderzoek berust en er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsarts, dat de beperkingen aan de rechterarm, -nek en schouder niet zijn toegenomen. Evenmin heeft de rechtbank aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de FML van 15 september 2009 en de geschiktheid in medisch opzicht van de door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde en in de ogen van de rechtbank voldoende overtuigend toegelichte functies.
4.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is geen reden om van het oordeel van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraak, af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven. Appellante heeft haar standpunt dat zij meer beperkt is dan de (bezwaar)verzekeringsarts heeft aangenomen niet met medische gegevens onderbouwd en heeft nagelaten de in het vooruitzicht gestelde informatie van de (behandelend) psycholoog over te leggen.
4.2. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D. Heeremans
TM