ECLI:NL:CRVB:2012:BY3764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van arbeidsverplichtingen van appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant was vanwege medische omstandigheden ontheven van zijn verplichtingen om te proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, zich als werkzoekende in te schrijven bij het UWV en algemene geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de periode van 1 maart 2009 tot 28 februari 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had appellant voor tien dagdelen ontheven van deze verplichtingen, maar had geen ontheffing verleend van andere verplichtingen die verband houden met arbeidsinschakeling.
De Raad heeft vastgesteld dat het college op basis van het advies van de verzekeringsarts, die na achttien maanden een herbeoordeling adviseerde, in redelijkheid kon besluiten om appellant voor de duur van twee jaar ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen. Appellant had geen objectieve gegevens overgelegd die de noodzaak voor een langere ontheffing onderbouwden. De Raad oordeelde dat het college niet in redelijkheid kon weigeren om appellant ontheffing te verlenen van de verplichtingen om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, aangezien de verzekeringsarts had geconcludeerd dat verbetering van de medische situatie niet was uitgesloten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.F. Claessens als voorzitter en E.C.R. Schut en P.W. van Straalen als leden, in aanwezigheid van griffier M. Sahin.