ECLI:NL:CRVB:2012:BY3121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na herbeoordeling door bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld voor appellante, die zich per 30 september 2009 ziek had gemeld wegens rugklachten. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). De verzekeringsarts P.H. de Haan concludeerde na onderzoek dat appellante vanaf 7 december 2009 weer geschikt was voor haar werkzaamheden. Het Uwv beëindigde daarop haar ziekengeld met ingang van deze datum. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat de medische informatie van verschillende behandelaren onjuist was geïnterpreteerd. Ze voegde diverse medische stukken toe, waaronder rapporten van een orthopedisch chirurg, die volgens haar wezenlijke afwijkingen toonden die haar arbeid belemmerden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hooff de situatie van appellante zorgvuldig had beoordeeld. Hij had de medische informatie van de orthopedisch chirurg en andere behandelaren in zijn overwegingen meegenomen, maar kwam tot de conclusie dat de eerder vastgestelde geschiktheid voor haar werk niet ter discussie stond. De Raad benadrukte dat de medische situatie van appellante niet substantieel was veranderd sinds de eerdere beoordeling en dat de informatie die na de datum in geding was verstrekt, niet leidde tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld had beëindigd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter Ch. van Voorst en de leden M.C. Bruning en A.I. van der Kris aanwezig waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 november 2012.