ECLI:NL:CRVB:2012:BY3101
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet- en WAO-uitkering na herhaalde bezwaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan appellante. De zaak betreft de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 juni 2010, waarin het Uwv zijn eerdere besluit van 16 april 2010 handhaafde om geen uitkering toe te kennen aan appellante, ingaande 6 of 13 november 2006. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar mogelijkheden om te werken had overschat en dat er geen correct medisch onderzoek was uitgevoerd. De rechtbank Groningen had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante niet kon worden gevolgd in haar stelling dat zij niet was onderzocht door de verzekeringsarts op 20 december 2006. De rechtbank had ook geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, en had opgemerkt dat appellante haar gestelde arbeidsongeschiktheid niet had onderbouwd.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat deze gronden niet slaagden. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere oordelen van het Uwv konden weerleggen. De Raad benadrukte dat het rapport van de verzekeringsarts duidelijk aangaf dat appellante op de relevante data arbeidsgeschikt werd geacht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 november 2012.