ECLI:NL:CRVB:2012:BY2973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van vermogen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die haar aanvraag om algemene bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellante beschikte over een vermogen dat de voor haar geldende vermogensgrens overschreed. Dit vermogen was voornamelijk opgebouwd uit een levensverzekering die appellante bij Aegon had afgekocht, wat resulteerde in een storting van € 13.187 op haar bankrekening in maart 2010. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in de periode van 24 maart 2010 tot en met 7 juni 2010 geen recht had op bijstand, omdat haar vermogen boven de toegestane grens lag. Appellante voerde aan dat het onrechtvaardig was dat zij haar pensioen moest 'opeten' voordat zij in aanmerking kwam voor bijstand, terwijl werknemers in loondienst hun pensioen mochten behouden. De Raad oordeelde echter dat, ongeacht deze stelling, het college de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.