ECLI:NL:CRVB:2012:BY2973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1213 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van vermogen

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die haar aanvraag om algemene bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellante beschikte over een vermogen dat de voor haar geldende vermogensgrens overschreed. Dit vermogen was voornamelijk opgebouwd uit een levensverzekering die appellante bij Aegon had afgekocht, wat resulteerde in een storting van € 13.187 op haar bankrekening in maart 2010. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in de periode van 24 maart 2010 tot en met 7 juni 2010 geen recht had op bijstand, omdat haar vermogen boven de toegestane grens lag. Appellante voerde aan dat het onrechtvaardig was dat zij haar pensioen moest 'opeten' voordat zij in aanmerking kwam voor bijstand, terwijl werknemers in loondienst hun pensioen mochten behouden. De Raad oordeelde echter dat, ongeacht deze stelling, het college de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1213 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 januari 2011, 10/3178 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
Datum uitspraak 13 november 2012.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 2 oktober 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 24 maart 2010 heeft appellante een aanvraag om algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij besluit van 7 juni 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 juli 2010 (bestreden besluit), heeft het college die aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Appellante beschikt of kan beschikken over een vermogen dat de voor haar geldende vermogensgrens te boven gaat. Alleen al het vermogen van appellante, voor zover dat bestaat uit bank- en spaarrekeningen, is aanmerkelijk hoger dan de voor haar geldende grens van het vrij te laten vermogen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij is, samengevat, van mening dat zij nu wordt gedwongen om eerst haar pensioen ‘op te eten’ voordat zij in aanmerking komt voor bijstand. Zij acht dit niet rechtvaardig en wijst daarbij op werknemers in loondienst, die hun opgebouwde pensioen wel mogen behouden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vaststaat dat appellante haar levensverzekering bij Aegon heeft afgekocht en dat Aegon in verband daarmee in maart 2010 een bedrag van € 13.187,-- op de bankrekening van appellante heeft gestort. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat appellante om die reden in de hier te beoordelen periode van 24 maart 2010 tot en met 7 juni 2010 kon beschikken over vermogen boven de voor haar geldende vermogensgrens. Dit betekent dat, wat er ook zij van de door appellante opgeworpen stelling dat zij wordt gedwongen eerst haar pensioen ‘op te eten’ en werknemers in loondienst niet, appellante in die periode geen recht op bijstand had.
4.2. Uit 4.1 volgt dat het college de aanvraag om bijstand van appellante terecht heeft afgewezen. Gelet hierop slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en E.J. Govaers en Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2012.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) J.M. Tason Avila
HD