ECLI:NL:CRVB:2012:BY1853

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-911 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand met terugwerkende kracht door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand met terugwerkende kracht door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder. Appellante, die sinds 13 februari 1998 een bijstandsuitkering ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van bewindvoering. De aanvraag werd afgewezen omdat de kosten waren gemaakt vóór de datum van de aanvraag en er geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante de aanvraag niet tijdig heeft ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regel rechtvaardigen. Het college heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering alleen wordt verleend indien de aanvraag op de dag van ontvangst van de beschikking van de kantonrechter of binnen enkele dagen daarna is ingediend. De Raad heeft geoordeeld dat het college zijn buitenwettelijk begunstigend beleid consistent heeft toegepast en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet het geval is.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/911 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 januari 2011, 10/838 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)
Datum uitspraak 30 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.J.J. van der Heiden, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. Voor appellante is verschenen mr. Van der Heiden. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.C.J. Akker-Klerks.
OVERWEGINGEN
1. De Raad ontleent aan de aangevallen uitspraak de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden (waarbij voor eiseres moet worden gelezen appellante en voor verweerder het college):
“Eiseres ontvangt sinds 13 februari 1998 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, locatie Den Helder, van 14 mei 2009 zijn de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan eiseres onder bewind gesteld. Daarbij is [D.], handelende onder de naam FMD Financiële en Maatschappelijke Dienstverlening, benoemd tot bewindvoerder. Bij faxbericht van 18 mei 2009 heeft eiseres verzocht om toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Bij besluit van 29 juni 2009, verzonden 30 juni 2009, heeft verweerder bijzondere bijstand toegekend voor bewindvoeringskosten ad € 65,60 per maand over de periode van 14 mei 2009 tot en met 30 april 2010 en eenmalig voor de instapkosten ad € 135,--. Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, locatie Den Helder, is [D.] per 23 juli 2009 als bewindvoerder ontslagen en is per dezelfde datum Stichting BBS benoemd tot bewindvoerder. Bij formulier van 19 augustus 2009, door verweerder ontvangen op 21 augustus 2009, heeft eiseres per 1 augustus 2009 bijzondere bijstand aangevraagd voor de maandelijkse kosten van bewindvoering ad € 89,25 en de eenmalige kosten voor het instaptarief ad € 428,40. “
1.1. Bij besluit van 1 september 2009 heeft het college de aanvraag van 19 augustus 2009 voor zover betrekking hebbend op de eenmalige instapkosten met toepassing van artikel 44 van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen op de grond dat de kosten zijn gemaakt vóór de datum van de aanvraag, dat geen bijstand wordt verleend met terugwerkende kracht en dat er geen aanleiding is om van dit uitgangspunt af te wijken. Verder is besloten het bedrag aan bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten van 21 augustus 2009 tot 1 mei 2010 te verhogen tot € 89,25 per kalendermaand.
1.2. Bij besluit van 24 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 1 september 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft zij, onder verwijzing naar enkele concrete zaken, kort samengevat aangevoerd dat het college een buitenwettelijk begunstigend beleid voert door bijzondere bijstand toe te kennen met terugwerkende kracht met meer dan tien dagen.
3.1. Het college heeft ontkend buitenwettelijk begunstigend beleid te voeren. Verder heeft het college aangevoerd dat bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt verleend, indien de aanvraag daarvoor is ingediend op de dag van de ontvangst van de beschikking van de kantonrechter dan wel binnen enkele dagen daarna. In de door appellante aangedragen gevallen is geen bijstand met terugwerkende kracht verleend. In een deel van de gevallen is tijdig telefonisch om een aanvraagformulier voor bijzondere bijstand verzocht, hetgeen door het college op een lijn wordt gesteld met een tijdige aanvraag, en in een ander deel van de gevallen betrof het vervolgaanvragen waarbij, hoewel de aanvragen niet steeds tijdig waren ingediend, de bijstand werd gecontinueerd omdat bij vervolgaanvragen uitsluitend een nieuw draagkrachtjaar dient te worden vastgesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Niet is betwist dat de aanvraag niet is ingediend binnen de door het college daarvoor gestelde termijn.
4.2. Vaststaat dat de hier aan de orde zijnde kosten zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag, zodat sprake is van een aanvraag om bijstand met terugwerkende kracht. Volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 (tekst tot 1 januari 2009) van de WWB wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend en/of de melding bij de Centrale Organisatie werk en inkomen heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
4.3. In hetgeen door appellante is aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden gelegen om bijstand te verstrekken over een periode voorafgaande aan de aanvraagdatum van 19 augustus 2009. Niet is gebleken dat appellante de aanvraag niet op een eerder tijdstip had kunnen indienen. De Raad stelt zich achter overweging 6.3 van de aangevallen uitspraak.
4.4. Anders dan het college stelt, dient de onder 3.1 weergegeven gedragslijn te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak, CRvB 7 juli 2009, LJN BJ1918, wordt een dergelijk beleid als gegeven beschouwd en dient de bestuursrechter te volstaan met de beoordeling van de vraag of het bestuursorgaan het beleid op consistente wijze heeft toegepast. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval is. Haar aanvraag kan niet worden aangemerkt als een vervolgaanvraag in de zin van dat beleid en evenmin is tijdig telefonisch om een aanvraagformulier verzocht.
4.5. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.4 kan ook het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen.
4.6. Het college heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen.
4.7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2012.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.T.P. Pot
HD