10/4591 WWB, 12/3774 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 14 juli 2010, 10/196 (aangevallen uitspraak)
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (dagelijks bestuur)
Namens appellant heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak op 23 juli 2010 een beslissing op bezwaar genomen. Voorts heeft het dagelijks bestuur een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft bij brieven van 1 augustus 2012 en 15 augustus 2012 zijn standpunt nader toegelicht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door C.M.J.I. de Veer.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 8 januari 2008 een aanvraag ingediend om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand.
1.2. Bij besluit van 7 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk, rechtsvoorganger van het dagelijks bestuur, de aanvraag afgewezen.
1.3. Appellant heeft bij brief van 13 maart 2008 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
7 maart 2008 en bij brief van 3 februari 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, bepaald dat het dagelijks bestuur uiterlijk twee weken na de datum van verzending van de aangevallen uitspraak op het bezwaar beslist, het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 120,75 (1,5 punt, wegingsfactor 0,25 en € 322,-- per punt) en bepaald dat het dagelijks bestuur het door appellant betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt.
2.2. Bij besluit van 23 juli 2010 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar tegen het besluit van
7 maart 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Gelet op de brieven van 1 en 15 augustus 2012 resteert thans nog de volgende beroepsgrond. De rechtbank heeft bij de proceskostenveroordeling ten onrechte een waarde van € 322,-- per punt gehanteerd. Nu het beroep is ingesteld na 1 oktober 2009 had de rechtbank een waarde van € 437,-- per punt moeten hanteren. Appellant verzoekt de Raad de proceskosten in beroep alsnog op juiste wijze vast te stellen, vermeerderd met het griffierecht, en de proceskosten in hoger beroep vast te stellen op € 437,--, vermeerderd met het griffierecht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het besluit van 23 juli 2010 wordt met toepassing van de artikelen 6:20, derde lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in de beoordeling betrokken.
4.2. Appellant heeft terecht aangevoerd dat de rechtbank bij de proceskostenveroordeling ten onrechte een waarde van € 322,-- per punt heeft gehanteerd. Ingevolge onderdeel B1 van de Bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals gewijzigd met ingang van 1 oktober 2009, geldt ten aanzien van het bij brief van 3 februari 2010 ingestelde beroep een waarde van € 437,-- per punt. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover die betrekking heeft op het bedrag van de proceskostenveroordeling.
4.3. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het dagelijks bestuur veroordelen in de proceskosten in beroep tot een bedrag van € 163,88. Voor een vermeerdering met het griffierecht, zoals door appellant verzocht, bestaat geen grond, nu de rechtbank reeds heeft bepaald dat het dagelijks bestuur aan appellant het in beroep betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt.
4.4. Appellant heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen het besluit van 23 juli 2010, zodat het beroep tegen dit besluit ongegrond moet worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat het dagelijks bestuur te veroordelen in de kosten van appellant in hoger beroep. Deze kosten worden, overeenkomstig het verzoek van appellant, vastgesteld op € 437,--. Tevens zal de Raad bepalen dat het dagelijks bestuur aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- vergoedt.
De Centrale Raad van Beroep
-vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover die betrekking heeft op het bedrag van de proceskostenveroordeling;
-stelt het bedrag van de proceskosten in beroep vast op € 163,88;
-bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 23 juli 2010 ongegrond;
-veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 437,--;
-bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en A.M. Overbeeke als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2012.
(getekend) J.M. Tason Avila