ECLI:NL:CRVB:2012:BX9212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1909 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding van Zvw-bijdrage op pensioenen van appellant woonachtig in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inhouding van een Zvw-bijdrage op de pensioenen van een appellant die in het Verenigd Koninkrijk woont. Appellant, geboren in 1941, ontvangt een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een pensioen van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. De Raad oordeelt dat appellant recht heeft op zorg in zijn woonland, ten laste van Nederland, op basis van artikel 28bis van Verordening (EEG) nr. 1408/71. Dit betekent dat Nederland als pensioenland bevoegd is om een bijdrage te heffen op het pensioen van appellant, zoals vastgelegd in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in verbinding met artikel 33 van de genoemde verordening.

De Raad wijst erop dat de zorgverstrekking in het Verenigd Koninkrijk via algemene middelen wordt gefinancierd, wat een interne aangelegenheid van het Verenigd Koninkrijk is. Dit leidt niet tot de conclusie dat de inhouding van de bijdrage door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) het recht van appellant op vrij verkeer binnen de EU schendt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en het arrest Van Delft e.a. van 14 oktober 2010, waarin de inhouding van een bijdrage niet in strijd werd geacht met het vrij verkeer van burgers van de EU.

De Raad concludeert dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde discriminatie tussen ingezetenen en niet-ingezetenen, en dat de inhouding van de Zvw-bijdrage op het pensioen van appellant rechtmatig is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2011 wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

11/1909 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2011, 09/5917 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak 3 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.C. Buur hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2012. Namens appellant is mr. Buur verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Siemeling en mr. M. Mulder.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is geboren [in] 1941 en woont sinds 2002 in het Verenigd Koninkrijk. Hij ontvangt een ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een pensioen van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam.
1.2. Bij besluit van 12 november 2009 (bestreden besluit) heeft Cvz de bezwaren van appellant ten aanzien van de inhouding van een Zvw-bijdrage op zijn pensioenen ongegrond verklaard. Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellant op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zvw verdragsgerechtigde en heeft hij op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) recht op zorg in het woonland, ten laste van Nederland. Voor dit recht op zorg is ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw een bijdrage verschuldigd die wordt ingehouden op het pensioen van appellant. Hierbij is een zogenoemde woonlandfactor toegepast. Appellant heeft zich met een E 121-formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan van zijn woonplaats.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in het Verenigd Koninkrijk als ingezetene van rechtswege verzekerd is voor ziektekosten bij de National Health Service. Voor deze kosten van zorg betaalt hij al via de belastingen van het Verenigd Koninkrijk. Door de inhouding van een bijdrage op zijn pensioenen betaalt hij dus nogmaals voor dezelfde zorg, hetgeen een ongerechtvaardigd verschil in behandeling met zich meebrengt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn prejudiciële vraagstelling aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 26 augustus 2009 (LJN BJ5891) en naar het arrest van het Hof van 14 oktober 2010, Van Delft e.a. (C-345/09), LJN BO1908.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant alleen uit Nederland een wettelijk pensioen ontvangt en daardoor ingevolge artikel 28bis van Vo 1408/71 recht heeft op zorg in zijn woonland ten laste van Nederland. Dit betekent dat Nederland als pensioenland ingevolge artikel 69 van de Zvw in verbinding met artikel 33 van Vo 1408/71 een bijdrage mag inhouden op het pensioen van appellant. De Raad verwijst hiervoor tevens naar het genoemde arrest Van Delft e.a. van 14 oktober 2010, waarin het Hof de inhouding van die bijdrage op zichzelf niet in strijd heeft geacht met het vrij verkeer van burgers van de Europese Unie. De door het Hof in dat arrest bedoelde mogelijke discriminatie tussen ingezetenen en
niet-ingezetenen had betrekking op het overgangsrecht voor niet-ingezetenen die op 31 december 2005 een particuliere verzekering hadden bij een Nederlandse verzekeringsmaatschappij. De Raad is niet gebleken dat dit overgangsrecht op appellant van toepassing was, nog daargelaten dat de Raad, na onderzoek, in zijn uitspraak van onder meer 13 december 2011, LJN BU7125 heeft geoordeeld dat van een dergelijk ongerechtvaardigd verschil in behandeling geen sprake is geweest en daarmee evenmin van een beperking van het vrije verkeer van burgers van de Europese Unie.
4.3. Wat betreft de door appellant gesignaleerde dubbele betaling voor de kosten voor zorg, stelt de Raad, onder verwijzing naar zijn uitspraken van 7 september 2011, LJN BT1941 en LJN BT2319, vast dat uit punt 101 van het hiervoor genoemde arrest van 14 oktober 2010 volgt dat een nationale wetgeving op het gebied van de sociale zekerheid als de Zvw blijft stroken met artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) inzake het vrij verkeer van burgers van de Unie, mits zij er niet zonder meer toe leidt dat sociale bijdragen worden betaald zonder dat daar een recht op prestaties tegenover staat. Naar het oordeel van de Raad is in het onderhavige geval van laatstgenoemde situatie geen sprake. Artikel 28bis van Vo 1408/71 strekt er immers mede toe benadeling te voorkomen van lidstaten die, ten aanzien van de zorgverzekering, een ingezetenenstelsel hanteren. De op basis van artikel 28bis van Vo 1408/71 in het Verenigd Koninkrijk aan appellant verstrekte zorg komt daarom ten laste van Nederland. Op grond van artikel 33 van Vo 1408/71 is Nederland vervolgens bevoegd om een bijdrage te heffen. Het feit dat de zorgverstrekking in het Verenigd Koninkrijk wordt gefinancierd via de algemene middelen, zodat appellant als belastingplichtige daaraan heeft bijgedragen, is een interne zaak van het Verenigd Koninkrijk, die niet tot de conclusie kan leiden dat Cvz door een bijdrage te heffen het recht van appellant om vrij op het grondgebied van de Lidstaten te reizen en te verblijven schendt. Daarbij merkt de Raad nog op dat uit artikel 33, tweede lid, van Vo 1408/71 voortvloeit dat voor zover er sprake is van dubbele premieheffing of soortgelijke inhoudingen, deze in het woonland niet invorderbaar zijn.
4.4. Uit hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.M. Tason Avila
HD