ECLI:NL:CRVB:2012:BX9075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om vergoeding van doventolkuren in Griekenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om vergoeding van doventolkuren in Thessaloniki, Griekenland. De aanvraag was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2009. Appellante had nagelaten om voorafgaand aan haar verblijf in Griekenland een aanvraag in te dienen, wat in strijd was met de Beleidsregels. Het Uwv handhaafde zijn besluit na bezwaar, en de rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv bevoegd was om beleidsregels vast te stellen en dat deze regels niet onredelijk waren. De Raad oordeelde dat de voorwaarde van een voorafgaande aanvraag geen weigeringsgrond was, maar een noodzakelijke voorwaarde voor een goede uitvoering van de taak van het Uwv. Appellante's beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het Uwv hadden moeten doen afwijken van zijn Beleidsregels.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof en dat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans.