ECLI:NL:CRVB:2012:BX8342

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1357 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering op basis van geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 31 juli 2009 ziek had gemeld met psychische klachten. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Het Uwv had op 29 juli 2010 besloten de ZW-uitkering per 5 augustus 2010 te beëindigen, na een medisch onderzoek door verzekeringsarts N.M.M. Kummeling. Deze arts concludeerde dat appellant, na een periode van spanningsklachten en een depressieve episode, weer geschikt was voor zijn werk als verkoper. Appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij niet geschikt was voor zijn werk, maar kon dit niet onderbouwen met medische gegevens.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om het medisch onderzoek onzorgvuldig of onjuist te achten. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de medische gegevens voldoende steun boden voor het standpunt van het Uwv. Appellant had ook verzocht om een onafhankelijk deskundige, maar de Raad oordeelde dat dit niet nodig was, gezien de zorgvuldigheid van het onderzoek. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing in geschillen over arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsartsen in het proces.

Uitspraak

11/1357 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 januari 2011, AWB 10/3058 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 26 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 15 augustus 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft zich op 31 juli 2009 met psychische klachten ziek gemeld voor zijn arbeid als verkoper. Per 1 februari 2010 is het dienstverband beëindigd in verband met het faillissement van de werkgever. Appellant is aansluitend een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Na onderzoek door een verzekeringsarts heeft het Uwv bij besluit van 29 juli 2010 de ZW-uitkering per 5 augustus 2010 beëindigd. Bij besluit van 26 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaar tegen het besluit van 29 juli 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het (bezwaar)verzekeringsgeneeskundig onderzoek onjuist, onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Volgens de rechtbank bieden de medische gegevens voldoende steun voor het standpunt van het Uwv dat appellant geschikt is voor zijn arbeid.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn stelling gehandhaafd dat het Uwv in de bezwaarfase een deskundige had moeten inschakelen. Nu dat niet is gedaan, is appellant van mening dat de rechtbank een onafhankelijke deskundige had moeten benoemen. Ook heeft hij in hoger beroep zijn verzoek om een medisch onafhankelijk onderzoek herhaald.
4.1. De door appellant aangevoerde gronden in hoger beroep geven geen aanleiding het medisch onderzoek voor onzorgvuldig te houden dan wel de uitkomst daarvan onjuist te achten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verzekeringsarts N.M.M. Kummeling bij onderzoek van appellant op 20 april 2010 na psychisch onderzoek heeft geconcludeerd tot spanningsklachten en een depressieve episode goeddeels in remissie en de verwachting heeft uitgesproken dat appellant binnen een periode van drie maanden weer geschikt zal zijn voor de maatgevende arbeid. De verzekeringsarts beschikte bij zijn onderzoek onder meer over een rapportage met diagnose en behandelplan van de behandelend psychiater C. Meyer.
De verzekeringsarts heeft op 29 juli 2010 opnieuw onderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van appellant en op grond daarvan geconcludeerd dat appellant op 5 augustus 2010 niet langer arbeidsongeschikt was. Bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal heeft appellant op 24 augustus 2010 gezien. Hij heeft vastgesteld dat appellant op de datum in geding matig ernstig depressief was, maar geen behandeling ontving en geconcludeerd dat er geen reden was om af te wijken van het standpunt van de verzekeringarts.
4.2. Appellant heeft zijn in hoger beroep herhaalde standpunt, dat zijn klachten op 5 augustus 2010 van dien aard waren dat hij niet geschikt was voor zijn werk van verkoper, niet met medische gegevens onderbouwd en verder ook geen gegevens ingebracht die reden vormen om de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsarts in twijfel te trekken.
4.3. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het Uwv het bestreden besluit heeft gebaseerd op een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat een voldoende onderbouwing geeft aan de daaraan verbonden conclusies.
4.4. Hieruit volgt dat er geen aanleiding is een onafhankelijk deskundige te benoemen.
4.5. Gelet op 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) J.R. Baas
TM