ECLI:NL:CRVB:2012:BX7774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6930 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en procesbelang

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.T. Dieters, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had in haar uitspraak van 7 december 2010 geoordeeld dat het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de arbeidsongeschiktheid van appellant te verlagen van 100% naar 25% terecht was. Appellant had aanspraak op een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van 8 december 2008 tot 8 april 2011. Hij was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en voerde aan dat zijn beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv was aangenomen. Ter onderbouwing overhandigde hij een brief van een medisch adviseur, waarin zijn standpunt werd ondersteund.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 14 september 2012 overwogen dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad concludeerde dat de hoogte en duur van de WGA-uitkering niet zouden wijzigen door de uitspraak, en dat appellant geen voordeel zou behalen uit een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en bevestigt dat indien er geen reëel voordeel te behalen valt, het hoger beroep niet kan worden voortgezet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/6930 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 december 2010, 10/837 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 14 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.T. Dieters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2012. Voor appellant is verschenen mr. Dieters. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft met ingang van 8 december 2008 tot uiterlijk 8 april 2011 aanspraak op een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2. Op basis van een medische en arbeidskundige herbeoordeling heeft het Uwv appellant bij besluit van 7 december 2009 meegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid, die voorheen was vastgesteld op 100%, met ingang van 21 september 2009 is vastgesteld op 25%. De hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering, waarop appellant aanspraak heeft tot 8 april 2011, wijzigt hierdoor niet. Het Uwv heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 23 juli 2010 (bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort gezegd - de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en de motivering van de medische geschiktheid van de aan appellant voorgehouden functies toereikend geacht.
3. Appellant kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. In hoger beroep heeft hij aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft miskend dat hij ernstiger beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, waardoor het verrichten van arbeid in de aan hem voorgehouden functies niet mogelijk is. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een brief van D.J. Schakel, rga, medisch adviseur, van 6 maart 2012 overgelegd.
Appellant stelt zich, evenals in bezwaar en beroep, op het standpunt dat het niet aangaat dat bij besluit van 7 december 2009 reeds is beslist aangaande zijn WIA-aanspraken per 8 april 2011. Het medisch onderzoek dateert van 31 augustus 2009 en is, toegespitst op 8 april 2011, al te zeer verouderd om als grondslag te dienen.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2. Van voldoende procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak is volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld neergelegd in de uitspraak van 29 januari 2008, LJN BC3264 en de uitspraak van 24 november 2010, LJN BO4946) sprake indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat als gevolg van het bestreden besluit de hoogte noch de duur van de uitkering wijzigt.
Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant desgevraagd te kennen gegeven dat het hoger beroep er niet toe kan leiden dat appellant in een voor hem gunstigere situatie geraakt dan waarin hij als gevolg van het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak is komen te verkeren.
4.4. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 heeft appellant geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak en dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) M.R. Schuurman
NW