ECLI:NL:CRVB:2012:BX7029

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-7106 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WAO-uitkering wegens niet vervulde wachttijd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WAO-uitkering door het Uwv. De aanvraag was afgewezen omdat appellante de voor haar geldende wachttijd van 52 weken niet had vervuld. De Raad overwoog dat de medische situatie van appellante tussen 16 december 1998 en 16 december 1999 niet met zekerheid kon worden vastgesteld, en dat dit risico voor rekening van appellante kwam. De Raad merkte op dat er meer dan 10 jaar zat tussen de gestelde aanvang van de arbeidsongeschiktheid en de aanvraag, en dat niet was aangetoond dat appellante niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen.

Het procesverloop begon met een besluit van het Uwv op 20 januari 2010, waarin de aanvraag werd afgewezen. Appellante had op 5 juni 2009 haar aanvraag ingediend. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de gronden van hoger beroep grotendeels een herhaling waren van de eerder ingediende gronden en dat de rechtbank deze op juiste wijze had beoordeeld. De Raad vond geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter, en de leden M.C. Bruning en J. Brand, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.

Uitspraak

10/7106 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 november 2010, 10/1682 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 7 september 2012.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft - met overlegging van stukken - hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2012. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 20 januari 2010 heeft het Uwv appellantes aanvraag voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) afgewezen, omdat zij vanaf 16 december 1998 de voor haar geldende wachttijd van 52 weken niet heeft vervuld.
1.2. Bij besluit van 7 april 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, het in 1.1 vermelde besluit gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft met de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de uitgebrachte (uitgebreide) verzekeringsgeneeskundige rapporten voldoende zijn gemotiveerd en voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Ten aanzien van de brieven van de behandelend psychiater heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv hieruit terecht niet heeft afgeleid dat appellante al in 1999 arbeidsongeschikt was. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv zich op grond van de bij hem bekend zijnde gegevens, waaruit onder meer blijkt dat appellante in de periode 1999 tot 2000 de (post-hbo) bacheloropleiding bedrijfskunde I met succes heeft afgerond en op 6 september 1999 hersteld is verklaard, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat (vanaf 16 december 1998) geen periode is aan te wijzen waarin appellante 52 weken arbeidsongeschikt is geweest.
3. In hoger beroep heeft appellante haar in beroep ingenomen standpunt, dat zij (vanaf 16 december 1998) de voor haar geldende wachttijd van 52 weken wel heeft volbracht, herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De gronden van hoger beroep vormen grotendeels een herhaling van de door appellante reeds in beroep naar voren gebrachte gronden. De rechtbank heeft deze gronden besproken en op juiste wijze beoordeeld. Aan deze beoordeling heeft de Raad niets toe te voegen.
4.2. In hetgeen appellante in hoger beroep overigens naar voren heeft gebracht heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
4.3. Appellante heeft op 5 juni 2009 een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend. Voor zover de medische situatie van appellante vanaf 16 december 1998 tot 16 december 1999 niet met zekerheid is vast te stellen, komt dat volgens vaste rechtspraak van de Raad voor rekening en risico van appellante (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 september 2011,
LJN BS1122). Tussen de door haar gestelde aanvang van haar arbeidsongeschiktheid en haar aanvraag zit ruim 10 jaar, terwijl niet kan worden ingezien dat zij niet in staat was deze aanvraag eerder in te dienen.
4.4. Gelet op de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zodat ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en M.C. Bruning en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
GdJ