ECLI:NL:CRVB:2012:BX6672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van onvoldoende inzicht in levensonderhoud
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2012, gaat het om de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Appellanten, die bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) hadden aangevraagd, kregen te maken met een afwijzing omdat zij onvoldoende inzicht hadden verschaft in hun financiële situatie. De aanvraag was gedaan op 24 september 2009, maar het college stelde vast dat er in de periode van 28 mei 2009 tot 9 oktober 2009 negen kasstortingen op de bankrekening van appellant waren gedaan, met een totaalbedrag van € 11.460,--. Appellanten konden niet aantonen waar deze stortingen vandaan kwamen, wat leidde tot de conclusie dat zij de inlichtingenverplichting hadden geschonden.
De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat zij wel degelijk in hun levensonderhoud hadden voorzien door middel van geldleningen, maar de Raad oordeelde dat de overgelegde verklaringen van geldlening niet voldoende bewijs boden. De bedragen in de verklaringen kwamen niet overeen met de stortingen op de bankrekening, en de herkomst van de kasstortingen bleef onduidelijk. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat niet kon worden vastgesteld of appellanten in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.J.M. Heijs als voorzitter, en E.J. Govaers en A.M. Overbeeke als leden, in aanwezigheid van griffier V.C. Hartkamp.