ECLI:NL:CRVB:2012:BX6578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellanten, die sinds 5 december 2001 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 oktober 2008 inkomsten uit arbeid en een persoonsgebonden budget ontvangen. Het college heeft op 12 januari 2009 de bijstand van appellanten ingetrokken en herzien, omdat zij niet voldaan hebben aan de wettelijke inlichtingenverplichting. Appellanten hebben tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend, wat betekent dat het besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
Vervolgens heeft het college op 19 januari 2009 de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, tot een bedrag van € 5.943,07. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij altijd de benodigde gegevens hebben verschaft en dat het voor hen niet duidelijk was dat zij de inkomsten uit het persoonsgebonden budget moesten opgeven. Ze vrezen ernstige financiële gevolgen door de terugvordering en betwisten de berekening van het teruggevorderde bedrag.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de kosten terug te vorderen, aangezien appellanten geen rechtsmiddel hebben aangewend tegen het intrekkingsbesluit. De Raad heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en dat de financiële omstandigheden van appellanten niet voldoende zijn om te concluderen dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen zou hebben. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 4 september 2012.