ECLI:NL:CRVB:2012:BX6530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering wegens meerinkomen en toepassing van artikel 3.17 Wsf 2000
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, vertegenwoordigd door mr. P-P.F. Tummers, tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake studiefinanciering. De Minister had appellant studiefinanciering toegekend voor het jaar 2007, maar na controle van de bijverdiensten werd vastgesteld dat het toetsingsinkomen van appellant € 17.366,76 bedroeg, wat boven de bijdragevrije voet van € 10.630,74 lag. Dit leidde tot een vordering wegens meerinkomen van € 7.331,62, vastgesteld bij besluit van 24 juni 2010. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk.
De rechtbank Arnhem oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat de Minister artikel 3.17, tweede lid, sub b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) correct had toegepast. Appellant betwistte dit oordeel in hoger beroep en voerde aan dat de ondernemersaftrek pas in 2009 was genoten en dat de bepaling tegenstrijdig was.
De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van voorzitter T. Hoogenboom, heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Minister de wet correct had toegepast. De Raad benadrukte dat de tekst van artikel 3.17, tweede lid, helder is en geen ruimte laat voor andere interpretaties. De datum van de aanslag is niet bepalend, maar het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.