ECLI:NL:CRVB:2012:BX6321

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4359 WMO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door miscommunicatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellante, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 5 juli 2010 en later ook tegen een uitspraak van 28 december 2011. Op 25 juni 2012 heeft de gemachtigde van appellante echter het hoger beroep in beide zaken ingetrokken, wat later bleek te zijn gebeurd door een miscommunicatie tussen appellante, haar partner en haar gemachtigde. Op 28 juni 2012 heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat de intrekking slechts betrekking had op de procedure 12/598, maar de Raad heeft vastgesteld dat de intrekking bevoegdelijk was gedaan en dat er geen sprake was van wilsgebreken.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat, tenzij er sprake is van wilsgebreken, een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep op grond van rechtszekerheid na het verstrijken van de beroepstermijn niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De miscommunicatie komt voor risico van appellante, en er is geen bewijs van dwaling of andere wilsgebreken. De Raad heeft daarom geconcludeerd dat de intrekking van het hoger beroep niet ongedaan kan worden gemaakt en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in aanwezigheid van griffier J.M. Tason Avila. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

10/4359 WMO-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 juli 2010, 09/405 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen (college)
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
Het geding is behandeld op de zitting van 1 augustus 2012. Appellante is verschenen met bijstand van haar advocaat mr. G. Tajjiou. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg.
1.1. Namens appellante is op 4 augustus 2010 hoger beroep ingesteld. Op 25 januari 2012 is tevens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 december 2011 (11/854). Dit hoger beroep is bij de Raad geregistreerd onder nummer 12/598 WMO.
1.2. Op 21 juni 2012 heeft de Raad appellante in beide zaken opgeroepen om op de zitting van 1 augustus 2012 te verschijnen.
1.3. Op 25 juni 2012 heeft de gemachtigde van appellante het hoger beroep zowel in de onderhavige procedure als in de procedure 12/598 ingetrokken. Op 26 juni 2012 heeft de Raad de ontvangst van deze intrekkingen bevestigd en is daarvan mededeling gedaan aan het college.
1.4. Op 28 juni 2012 is door de gemachtigde van appellante medegedeeld dat per abuis aan de Raad is doorgegeven dat beide beroepen ingetrokken dienden te worden en dat de intrekking slechts betrekking had op de procedure 12/598.
2.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kan, tenzij er sprake zou zijn van wilsgebreken, een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep op grond van de rechtszekerheid na het verstrijken van de beroepstermijn niet meer ongedaan worden gemaakt. De Raad verwijst onder meer naar zijn uitspraken van onder meer 9 oktober 2008, LJN BG1013 en 13 januari 2010, LJN BK9125.
2.2. Ter zitting is namens appellante aangevoerd dat naar aanleiding van de door de Raad aan appellante verzonden oproepingen om op de zitting van 1 augustus 2012 te verschijnen, appellante met haar partner overleg heeft gevoerd. Als gevolg van miscommunicatie heeft de partner van appellante op 25 juni 2012 aan de gemachtigde van appellante medegedeeld dat de hoger beroepen in beide procedures ingetrokken dienden te worden. De gemachtigde van appellante heeft daarvan dezelfde dag aan de Raad mededeling gedaan. Vervolgens heeft appellante contact opgenomen met haar gemachtigde en aangegeven dat het haar bedoeling was om slechts het hoger beroep in de procedure 12/598 in te trekken.
Appellante stelt dat nu het hoger beroep door echtelijke miscommunicatie per ongeluk is ingetrokken, er sprake is van dwaling van appellante.
3. De Raad stelt vast dat de intrekking van het hoger beroep door de gemachtigde van appellante bevoegd is gedaan. De miscommunicatie tussen appellante, haar partner en haar gemachtigde komt voor risico van appellante. Van dwaling of andere wilsgebreken van de zijde van appellante met betrekking tot het intrekken van het hoger beroep is geen sprake.
4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de intrekking van het hoger beroep niet ongedaan kan worden gemaakt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.M. Tason Avila