ECLI:NL:CRVB:2012:BX6321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- H.J. de Mooij
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door miscommunicatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellante, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 5 juli 2010 en later ook tegen een uitspraak van 28 december 2011. Op 25 juni 2012 heeft de gemachtigde van appellante echter het hoger beroep in beide zaken ingetrokken, wat later bleek te zijn gebeurd door een miscommunicatie tussen appellante, haar partner en haar gemachtigde. Op 28 juni 2012 heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat de intrekking slechts betrekking had op de procedure 12/598, maar de Raad heeft vastgesteld dat de intrekking bevoegdelijk was gedaan en dat er geen sprake was van wilsgebreken.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat, tenzij er sprake is van wilsgebreken, een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep op grond van rechtszekerheid na het verstrijken van de beroepstermijn niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De miscommunicatie komt voor risico van appellante, en er is geen bewijs van dwaling of andere wilsgebreken. De Raad heeft daarom geconcludeerd dat de intrekking van het hoger beroep niet ongedaan kan worden gemaakt en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in aanwezigheid van griffier J.M. Tason Avila. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.