Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 september 2009, 09/1031 (aangevallen uitspraak)
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 21 augustus 2012
Namens appellante heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft op 31 december 2009 ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft een reactie gegeven op het besluit van 31 december 2009 en op het verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft, tegelijk met dat in de gevoegde zaken 10/6529 en 11/3305 tussen dezelfde partijen, plaatsgevonden op 17 april 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Molenaar en C.P.A. [R.] medegemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Dijkman Dulkes-Wan. Thans wordt in deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 10 september 2008 heeft appellante bij het college aanvragen ingediend om bijzondere bijstand voor kosten die verband houden met haar voorgenomen verhuizing van [adres 1] naar [adres 2] te Haarlem. Het college heeft bij besluit van 20 oktober 2008 de aanvraag om bijzondere bijstand voor dubbele huur afgewezen en bij besluit van 21 oktober 2008 de aanvraag voor verhuiskosten.
1.2. Bij besluit van 16 januari 2009 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 20 en 21 oktober 2008 gegrond verklaard en bijzondere bijstand toegekend in de kosten van verhuizing en stoffering en voor dubbele huur tot uiterlijk een maand na verzending van het besluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, omdat daarin ten onrechte niet is vermeld tot welke bedragen bijzondere bijstand moet worden verleend. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld, mede aan de hand van de bedragen die inmiddels waren betaald, welke bedragen moeten worden toegekend. Volgens de rechtbank hoeft voor opslagkosten en ontruimingskosten geen bijzondere bijstand te worden toegekend. De rechtbank heeft bepaald dat de volgende bedragen aan bijzondere bijstand worden toegekend: € 2.115,40 voor verhuiskosten, € 2.299,-- voor dubbele huur, € 137,35 voor behang en € 544,70 voor gordijnen. Verder is het college opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen over het verstrekken van bijzondere bijstand voor de kosten van vloerbedekking en dubbele energiekosten. Voorts zijn bepalingen gegeven over de proceskosten en het griffierecht. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. Met het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen besluit van 31 december 2009 is het college niet volledig tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellante. Daarom wordt het beroep van appellante, op grond van het bepaalde in de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede geacht te zijn gericht tegen het besluit van 31 december 2009.
5. Zoals blijkt uit het beroepschrift, zoals toegelicht ter zitting, betreffen de beroepsgronden, kort gezegd, de weigering om bijzondere bijstand toe te kennen voor opslagkosten en ontruimingskosten alsmede de hoogte van de toegekende bijstand voor de dubbele huur. Voorts is ter zitting om vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente verzocht.
5.1.1. De rechtbank heeft over de opslagkosten geoordeeld dat dit geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn waarvoor bijzondere bijstand moet worden verleend. De reden dat nog geen vloerbedekking in de woning [adres 2] is gelegd, is volgens de rechtbank dat appellante de toegekende bijzondere bijstand voor woninginrichting anders heeft besteed en dat de gevolgen daarvan voor appellante zijn.
5.1.2. Appellante heeft ter zitting toegelicht dat het haar bij de opslagkosten gaat om toekenning van bijzondere bijstand. Appellante heeft aangevoerd dat zij deze post in beroep bij brief van 24 juli 2009 heeft opgevoerd en dat het college hierover nog geen standpunt heeft ingenomen. Volgens appellante heeft de rechtbank bovendien ten onrechte een relatie gelegd met de al toegekende en uitbetaalde bijzondere bijstand voor woninginrichting, omdat inmiddels bij besluit van 31 december 2009 een hoger bedrag voor woninginrichting is toegekend.
5.1.3. Het bestreden besluit gaat niet over de opslagkosten en kon en hoefde daar, gelet op het oorspronkelijke verzoek van appellante, ook niet over te gaan. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte een afwijzing van deze kosten in het bestreden besluit begrepen heeft geacht en deze afwijzing heeft beoordeeld. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb. Het college zal deze aanvraag van appellante alsnog in behandeling moeten nemen.
5.2.1. Over de kosten van de ontruiming uit de woning [adres 1], die in februari 2009 plaatsvond, heeft de rechtbank geoordeeld dat daarvoor geen bijzondere bijstand hoeft te worden toegekend, omdat appellante er zelf voor heeft gekozen reeds de huur op te zeggen van deze woning op een moment waarop zij kennelijk nog niet in staat was de verhuizing naar de andere woning te realiseren.
5.2.2. Appellante heeft hiertegen aangevoerd dat zij vanwege medische redenen noodgedwongen naar een andere woning moest verhuizen en dat deze kosten voorkomen hadden kunnen worden bij daadkrachtig optreden van het college. Zij heeft voorts ter zitting toegelicht dat het haar ook bij de ontruimingskosten gaat om toekenning van bijzondere bijstand.
5.2.3. Het bestreden besluit gaat niet over de ontruimingskosten, en kon en hoefde daar, gelet op het oorspronkelijke verzoek van appellante, ook niet over te gaan. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte een afwijzing van deze kosten in het bestreden besluit begrepen heeft geacht en deze afwijzing heeft beoordeeld. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak eveneens in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb. Het college zal deze aanvraag van appellante alsnog in behandeling moeten nemen.
5.3.1. Over de hoogte van de door de rechtbank toegekende dubbele huur heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank hierbij ten onrechte is afgegaan op het bedrag van € 2.299,-- dat het college, in overeenstemming met de telefonische opgave van woningbouwcorporatie Ymere, had berekend. Volgens appellante heeft het college niet kunnen volstaan met een telefonische opgave van het huurbedrag van Ymere, maar had een schriftelijke opgave gevraagd moeten worden.
5.3.2. De specificatie van het bewuste bedrag is opgenomen in de zich onder de gedingstukken bevindende rapportage van 27 januari 2009. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het huurbedrag per maand, dat in die rapportage tot uitgangspunt is genomen, onjuist is. Daarvan uitgaande heeft de rechtbank op goede gronden een bedrag van € 2.299,-- wegens dubbele huur toegekend.
5.4. Uit 5.1 tot en met 5.3.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover daarbij is geoordeeld over de opslagkosten en de ontruimingskosten en, voor zover aangevochten, voor het overige moet worden bevestigd.
besluit van 31 december 2009
6. Volgens appellante heeft het college bij het besluit van 31 december 2009 een te laag bedrag voor vloerbedekking toegekend. Het college heeft aangevoerd dat bijzondere bijstand voor vloerbedekking is toegekend in overeenstemming met de offerte die appellante heeft ingediend. Gelet op het in de offerte genoemde bedrag moet worden geoordeeld dat de rechtbank het bedrag aan bijzondere bijstand voor vloerbedekking niet te laag heeft vastgesteld. Dit betekent dat het beroep tegen het besluit van 31 december 2009 ongegrond wordt verklaard.
7. Appellante heeft nog verzocht om veroordeling van het college tot betaling van wettelijke rente. Aangezien het hoger beroep en het beroep tegen het besluit van 31 december 2009 inhoudelijk niet slagen, moet dat verzoek worden afgewezen. Het college heeft ter zitting toegezegd alsnog een besluit te zullen nemen op het ter zitting door appellante gedane verzoek om wettelijke rente vanwege de gestelde vertraging in de uitbetaling van de alsnog toegekende bedragen aan bijzondere bijstand.
8. Aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.092,50 voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij is geoordeeld over de
opslagkosten en de ontruimingskosten;
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor het overige;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 31 december 2009 ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante in hoger beroep, tot een bedrag
van € 1.092,50;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 110,--
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.J.A. Kooijman en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2012.
(getekend) P.J.M. Crombach