ECLI:NL:CRVB:2012:BX4924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand na schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante, die sinds 16 mei 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, werd geconfronteerd met een herziening en terugvordering van haar bijstand. Dit volgde na een onderzoek door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, dat was gestart naar aanleiding van informatie van de Belastingdienst. Uit dit onderzoek bleek dat appellante een bankrekening had bij de Demir Halkbank, waarop een kasstorting van € 5.750,-- was gedaan. Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van deze rekening en de kasstorting. Hierdoor werd de bijstand over de maand juli 2007 ten onrechte verleend, en het college vorderde de kosten van de betaalde bijstand terug tot een bedrag van € 1.296,--.
Tijdens de zitting op 3 juli 2012 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Polat-Kiliç, haar standpunt toegelicht. Het college was niet vertegenwoordigd. De Raad heeft vastgesteld dat het geschil zich richtte op de vraag of appellante kon beschikken over het tegoed op de bankrekening. Appellante betwistte dit en voerde aan dat het geld op de rekening toebehoorde aan haar toenmalige vriend. De Raad oordeelde echter dat het feit dat de rekening op naam van appellante stond, de veronderstelling rechtvaardigde dat zij over het tegoed kon beschikken. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat dit niet het geval was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan.