ECLI:NL:CRVB:2012:BX4701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H. Bolt
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing van de zaak naar de rechtbank na hoger beroep inzake IVA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2011. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 24 november 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het resultaat dat appellant nastreefde geen feitelijke betekenis voor hem zou hebben. De rechtbank ging voorbij aan de stelling van appellant dat hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt was en dat hij aanspraak wilde maken op een IVA-uitkering, omdat deze stelling pas op een later moment in de procedure naar voren was gebracht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank niet aan de stelling van appellant had mogen voorbijgaan. De Raad stelde vast dat als een partij in een procedure die betrekking heeft op de vaststelling van recht op een loongerelateerde WGA-uitkering, stelt dat hij recht heeft op een IVA-uitkering, deze partij een procesbelang heeft. Dit procesbelang wordt geacht van meet af aan aanwezig te zijn, ook al wordt het pas later in de procedure aangevoerd. De Raad concludeerde dat het belang van appellant niet in de loop van de procedure was komen te vervallen.
Beide partijen gaven ter zitting aan belang te hebben bij terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, omdat er een lopende procedure was die ook betrekking had op de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant. De rechtbank had het voornemen om een deskundige te benoemen, wiens bevindingen ook relevant zouden zijn voor de onderhavige zaak. De Raad besloot daarom de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor verdere behandeling.