ECLI:NL:CRVB:2012:BX4549

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4750 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand zonder terugwerkende kracht en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Dordrecht. De appellant, die tot 7 april 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), diende op 25 juli 2008 een aanvraag in voor bijstand met terugwerkende kracht vanaf 7 april 2008. De bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden kende bijstand toe met ingang van 25 juli 2008, maar wees het verzoek om terugwerkende kracht af. Dit besluit werd later door de bestuurscommissie in een bezwaarprocedure bevestigd.

De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van de bestuurscommissie ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald en betoogd dat er bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde bijzondere omstandigheden. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat bijstand in beginsel niet kan worden verleend voor perioden voorafgaand aan de aanvraag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen.

De Raad concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn medische situatie, in dit geval een alcoholverslaving, niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De stelling dat hij alleen stond in zijn situatie was onvoldoende om aan te tonen dat hij niet zelf bijstand kon aanvragen. De Raad bevestigt daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/4750 WWB-R
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Gerectificeerde uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 16 juli 2010, 09/388 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden (bestuurscommissie)
Datum uitspraak 14 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Igdeli, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De bestuurscommissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Igdeli. De bestuurscommissie heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving tot 7 april 2008 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Op 25 juli 2008 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijstand. Daarbij heeft hij verzocht om toekenning van bijstand met terugwerkende kracht vanaf 7 april 2008.
1.3. Bij besluit van 20 augustus 2008 heeft de bestuurscommissie aan appellant bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande met ingang van 25 juli 2008. Het verzoek om toekenning van bijstand met terugwerkende kracht is daarbij afgewezen.
1.4. Bij besluit van 12 februari 2009 heeft de bestuurscommissie het bezwaar tegen het besluit van 20 augustus 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 12 februari 2009 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van artikel 43 en 44 van de WWB (CRvB 21 maart 2006, LJN AV8690) wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich zodanige omstandigheden voordoen. Noch de door appellant in geding gebrachte stukken van de Bouman Kliniek noch de verklaring van de behandelcoördinator van 27 april 2009 bevatten objectieve medische gegevens waaruit moet worden geconcludeerd dat appellant vanaf 7 april 2008 steeds wegens zijn - als ziekte aan te merken - alcoholverslaving buiten staat is geweest om tijdig een aanvraag in te dienen. De stelling van appellant dat hij in verband met zijn medische situatie niet bij machte was om zelf bijstand aan te vragen treft dus geen doel. Zo er al belemmeringen waren voor appellant om zich te melden om bijstand te vragen, zou hij bovendien een derde daarvoor hebben kunnen inschakelen. De enkele stelling dat hij er helemaal alleen voor stond, is daartoe onvoldoende.
4.3. Uit hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en J.J.A. Kooijman en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2012.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) V.C. Hartkamp
HD