ECLI:NL:CRVB:2012:BX4549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand zonder terugwerkende kracht en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Dordrecht. De appellant, die tot 7 april 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), diende op 25 juli 2008 een aanvraag in voor bijstand met terugwerkende kracht vanaf 7 april 2008. De bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden kende bijstand toe met ingang van 25 juli 2008, maar wees het verzoek om terugwerkende kracht af. Dit besluit werd later door de bestuurscommissie in een bezwaarprocedure bevestigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van de bestuurscommissie ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald en betoogd dat er bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde bijzondere omstandigheden. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat bijstand in beginsel niet kan worden verleend voor perioden voorafgaand aan de aanvraag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen.
De Raad concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn medische situatie, in dit geval een alcoholverslaving, niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De stelling dat hij alleen stond in zijn situatie was onvoldoende om aan te tonen dat hij niet zelf bijstand kon aanvragen. De Raad bevestigt daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.