ECLI:NL:CRVB:2012:BX4022

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5131 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging uitkering op grond van de Wet WIA na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor appellant, die als bagagemedewerker op Schiphol werkte. Appellant is op 25 september 2007 uitgevallen voor zijn werk vanwege rug- en beenklachten, met bijkomende spanningsklachten. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder is dan 35%. Dit besluit is door appellant bestreden, maar de rechtbank Amsterdam heeft het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is geweest. De Raad onderschrijft de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in twijfel trekken. De Raad heeft vastgesteld dat de aan appellant voorgehouden functies medisch geschikt zijn, gezien de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts hebben onderschreven. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan op 8 augustus 2012.

Uitspraak

11/5131 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2011, 10/2280 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 8 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met registratienummer 11/691 ZW. Namens appellant is mr. Molenaar verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als bagagemedewerker op Schiphol voor 36,5 uren per week. Op 25 september 2007 is hij uitgevallen voor zijn werk vanwege rug- en beenklachten, met nadien bijkomende spanningsklachten.
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 1 december 2009 vastgesteld dat appellant met ingang van 22 september 2009 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door het Uwv bij het besluit van 1 april 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen geschikt is de hem voorgehouden functies te vervullen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat hij vanwege zijn klachten meer beperkt is dan door het Uwv per datum in geding is aangenomen.
3.2. Het Uwv heeft aangevoerd dat de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met de rechtbank onderschrijft de Raad de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medische onderzoeken zijn voldoende zorgvuldig geweest en er is geen reden te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsarts. Met inachtneming van de gegevens van de behandelend sector heeft de verzekeringsarts als diagnose aspecifieke chronische rugpijn, myalgie en spanningsklachten (dysthymie) gesteld. De mate waarin appellant vanwege zijn klachten belemmeringen claimt, is niet te verklaren bij de geringe afwijkingen die bij het lichamelijk onderzoek zijn gevonden. In verband met spanningsklachten zijn enige beperkingen ten aanzien van het sociaal functioneren aangenomen. In bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts geen nieuwe medische feiten gezien en geconcludeerd dat er geen reden is de primaire medische beoordeling te wijzigen. Het Uwv heeft met de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts op inzichtelijke en overtuigende wijze heeft gereageerd op de door appellant in beroep ingebrachte medische stukken. Ten aanzien van de ingebrachte informatie met betrekking tot de rugklachten heeft de bezwaarverzekeringsarts onder meer vastgesteld dat de vertaalslag naar de belastbaarheid in essentie niet verschilt met de diagnose aspecifieke lage rugklachten. In de ontvangen inlichtingen van de psychotherapeut ziet de bezwaarverzekeringsarts evenmin een nieuw gezichtspunt. De diagnose chronische depressie is door de GGZ bijna een jaar na de datum in geding gesteld en is in lijn met de diagnose dysthymie.
4.2. Hetgeen in hoger beroep door appellant naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Naar aanleiding van de door appellant ingezonden nadere medische gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 1 maart 2012 erop gewezen dat uit die gegevens geen nieuwe inzichten naar voren komen. In elk geval levert deze informatie geen nieuwe gezichtspunten op ten aanzien van de datum in geding, inmiddels ruim twee jaar geleden. De Raad onderschrijft deze conclusie.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde beperkingen is in de voorhanden zijnde gegevens voldoende steun voor het oordeel dat de belasting in de aan appellant voorgehouden functies zijn beperkingen niet te boven gaan en dat deze functies daarmee voor appellant in medisch opzicht geschikt zijn te achten.
4.4. Uit hetgeen onder 4.1, 4.2 en 4.3 is overwogen volgt dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) E. Heemsbergen
RK