ECLI:NL:CRVB:2012:BX4014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische onderbouwing van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die met ingang van 30 mei 2002 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had ontvangen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 4 oktober 2007, na bezwaar, de WAO-uitkering van appellante met ingang van 6 september 2007 ingetrokken, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. De intrekking was gebaseerd op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 juni 2007, waarin beperkingen op psychisch, energetisch en locomotoor gebied waren vastgelegd.
Appellante heeft het besluit van het Uwv bestreden, maar de rechtbank Leeuwarden heeft in haar uitspraak van 30 september 2010 het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts, die was bevestigd door de bezwaarverzekeringsarts. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat er sprake is van toegenomen beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en kwam tot de conclusie dat de medische onderzoeken die ten grondslag lagen aan het bestreden besluit voldoende zorgvuldig waren uitgevoerd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan op 8 augustus 2012.