[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 september 2010, 10/1749 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 30 juli 2012
Namens appellant heeft mr. H. Kayed, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2011. Namens appellant is verschenen mr. Kayed. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H. J. Ambrosius.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad het onderzoek heeft heropend.
De zaak is naar een meervoudige kamer verwezen.
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend voor afdoening van de zaak buiten zitting.
1.1. Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft het Uwv onder toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) bepaald dat de aan appellant toegekende WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, niet meer tot uitbetaling komt vanwege genoten inkomsten uit arbeid, over de periode 1 januari 2005 tot 31 juli 2007. In dit besluit heeft het Uwv over genoemde periode aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering teruggevorderd een bedrag van € 62.849,07 bruto.
1.2. Op 1 maart 2010 heeft de gemachtigde van appellant, onder verwijzing naar een op 25 november 2009 per fax ingediend (pro forma) bezwaar tegen het besluit van 22 oktober 2009, verzocht haar een ontvangstbevestiging te sturen en haar een termijn te gunnen om de gronden van het bezwaar aan te vullen. De gemachtigde van appellant heeft een faxbevestigingsrapport overgelegd, waarop is vermeld dat op 25 november 2009, om 17:29:41 uur, succesvol een fax is verzonden naar het op het besluit van 22 oktober 2009 vermelde faxnummer van het Uwv.
1.3. Bij besluit van 31 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 22 oktober 2009 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft hiertoe overwogen dat de bezwaartermijn eindigde op 3 december 2009 en eerst op 1 maart 2010 een bezwaarschrift is ontvangen. Het Uwv heeft vermeld dat bij een afdeling ontvangen faxberichten gewoonlijk worden geprint en direct naar de juiste afdeling worden doorgestuurd, dat uit onderzoek is gebleken dat op de afdeling bezwaar en beroep in Arnhem geen faxbericht van 25 november 2009 is binnengekomen en dat in de dossiers evenmin een faxbericht van deze datum voor komt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De gemachtigde van appellant heeft een uitdraai van een factuur van ACN Europe BV overgelegd waarin kosten in rekening zijn gebracht voor een contact op 25 november 2009, om 17:31 uur gedurende 2,22 minuten, tussen de faxapparatuur van haar kantoor en het faxnummer van de afdeling Handhaving van het Uwv. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant aangevoerd dat het Uwv een faxjournaal veel langer zou moeten bewaren.
3.2. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat de overgelegde factuur geen sluitend bewijs vormt dat het bezwaarschrift is ontvangen.
4. De Raad overweegt ter beoordeling van de aangevallen uitspraak als volgt.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de gemachtigde van appellant op 25 november 2009 per fax een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit van 22 oktober 2009.
4.2. Appellant heeft met het overleggen van het faxbevestigingrapport aannemelijk gemaakt dat vanwege hem op
25 november 2009 om 17.29 uur een fax met inhoudend een bezwaarschrift is verzonden naar het in het besluit van
22 oktober 2009 vermelde faxnummer van het Uwv.
4.3. Indien de verzending van het bezwaarschrift aannemelijk is gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van het bestuursorgaan het vermoeden dat het bezwaarschrift het bestuursorgaan heeft bereikt te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat het Uwv aannemelijk maakt dat het besluit niet is ontvangen, voldoende is dat op grond van hetgeen hij aanvoert de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
4.4. Het Uwv is daarin niet geslaagd. Het Uwv heeft volstaan met de ontkenning dat het betreffende faxbericht is ontvangen en met de mededeling dat een faxjournaal niet meer voorhanden is. Verder heeft het Uwv te kennen gegeven dat in de dossiers van appellant geen faxbericht van 25 november 2009 is aangetroffen. Daar staat tegenover dat appellant een factuur inzake de kosten van faxverkeer heeft overgelegd, waarop is vermeld dat op het in 4.2 vermelde tijdstip faxverkeer is geweest tussen het kantoor van de gemachtigde van appellant en de faxapparatuur van het Uwv.
De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de overgelegde factuur. Het Uwv heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat op 25 november 2009 op genoemd tijdstip vanuit het kantoor van de gemachtigde van appellant een ander document naar het betreffende nummer van het Uwv is gefaxt. De stelling van het Uwv dat het bezwaarschrift naar de verkeerde afdeling is verzonden leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat in het besluit van 22 oktober 2009 alleen het faxnummer van de afdeling Handhaving is vermeld, is de afdeling Handhaving een onderdeel van het Uwv en is het besluit van 22 oktober 2009 ook van deze afdeling afkomstig. Onder deze omstandigheden moet het er voor worden gehouden dat het Uwv het bezwaarschrift op 25 november 2009 heeft ontvangen, zodat het bezwaar tijdig is ingediend.
4.5. Uit de overwegingen 4.2 tot en met 4.4 volgt dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Die uitspraak zal worden vernietigd.
4.6. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen dient de Raad aansluitend te bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. In dit geval leent de zaak zich niet voor finale afdoening. Het Uwv zal opdracht worden gegeven om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant tegen het besluit van
22 oktober 2009.
5. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant voor de in beroep en in hoger beroep verleende rechtsbijstand tot een bedrag van in totaal € 1.748,-.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 31 maart 2010;
Draagt het Uwv op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.748,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2012.