ECLI:NL:CRVB:2012:BX3402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B. Barentsen
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering na toekenning WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een onverschuldigd betaalde WW-uitkering aan appellant. Appellant had zich ziekgemeld op 4 januari 2004 en ontving aanvankelijk een WW-uitkering. Na bezwaar en een uitspraak van de rechtbank werd appellant met terugwerkende kracht in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering, ingaande 1 januari 2006. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellant vanaf 2 januari 2006 geen recht had op de WW-uitkering en heeft het teveel betaalde bedrag van € 41.260,67 bruto teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt dat de WW-uitkering ten onrechte was toegekend.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en bevestigd dat appellant vanaf 2 januari 2006 geen recht had op de WW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het feit dat het Uwv de uitkering niet had verrekend met de nabetaling van de WIA-uitkering geen dringende reden opleverde om af te zien van de terugvordering. Appellant stelde dat hij in een moeilijke financiële situatie verkeerde door de terugvordering, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet als een dringende reden kon worden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WW-uitkering had herzien en de onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderde. De Raad benadrukte dat de gevolgen van de terugvordering niet onaanvaardbaar waren, ondanks de financiële problemen van appellant. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.