ECLI:NL:CRVB:2012:BX3362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsverlening en de toepassing van artikel 84 van de Algemene bijstandswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsverlening aan de partner van appellant, [G.], over de periode van 1 juli 1997 tot 31 december 1998. De Raad heeft vastgesteld dat de tot 31 december 1998 geldende tekst van artikel 84, tweede lid, van de Algemene bijstandswet geen basis biedt voor de terugvordering van een partner met wiens middelen bij de verlening van bijstand geen rekening is gehouden, wanneer aan de andere partner bijstand is verleend naar de norm voor een alleenstaande ouder. Dit werd erkend door het college, wat leidde tot de conclusie dat er geen grondslag bestaat voor de medeterugvordering van appellant.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, omdat het niet op een deugdelijke motivering berustte. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het college er rekening mee moet houden dat het niet bevoegd is om de kosten van bijstand van [G.] terug te vorderen van appellant. Tevens moet het college een beslissing nemen over de in bezwaar gevraagde kostenvergoeding. De Raad heeft de proceskosten van appellant vastgesteld op € 1.311,-- en het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 152,--. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.