ECLI:NL:CRVB:2012:BX3332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van bijstandsaanvraag en oplegging van maatregel wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van de bijstandsaanvraag van appellant en de oplegging van een maatregel wegens verwijtbare werkloosheid. Appellant had zich op 6 augustus 2009 gemeld voor bijstand, maar stelde dat hij vanaf 1 mei 2009 recht had op bijstand. De Raad oordeelde dat, hoewel appellant zich eerder had willen melden, er geen aanvraag was ingediend voor deze datum. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn psychische klachten hem belemmerden om tijdig een aanvraag in te dienen. De medische gegevens die appellant had overgelegd, boden geen voldoende basis om zijn stelling te onderbouwen.
Daarnaast was appellant eerder ontslagen wegens verwijtbare werkloosheid, wat leidde tot de weigering van zijn WW-uitkering. De Raad bevestigde dat het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage terecht een maatregel had opgelegd van 100% gedurende een maand, omdat appellant door eigen toedoen bijstandsafhankelijk was geworden. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en de opgelegde maatregel, waarbij de Raad oordeelde dat het college correct had gehandeld in overeenstemming met de Wet werk en bijstand. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter, en de leden J.J.A. Kooijman en E.C.R. Schut. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2012.