ECLI:NL:CRVB:2012:BX3144

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4674 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering en medische geschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de ontzegging van de Ziektewet-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 november 2011, waarin hem met ingang van 5 november 2010 het recht op (verdere) uitkering op grond van de Ziektewet werd ontzegd. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 27 juni 2012 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. W.M.J. Evers. Appellant stelde dat hij niet in staat was om de functies te vervullen die hem in het kader van de beoordeling van zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Wet WIA waren voorgehouden. Hij voerde aan dat het Uwv zijn medische situatie niet goed had ingeschat en verwees naar een brief van zijn behandelend orthopedisch chirurg, waarin een posttraumatische artrose van de rechterenkel werd vastgesteld.

De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant in staat moet worden geacht de voorgehouden functies te vervullen, zoals eerder vastgesteld in een andere uitspraak van de Raad. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zouden aantonen dat zijn situatie was verslechterd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad bevestigde daarom de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals het verzoek om proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/4674 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2011, 11/425 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 25 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Misker hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en gereageerd op de nadere stukken van appellant.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 4 november 2011 heeft het Uwv appellant met ingang van 5 november 2010 recht op (verdere) uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontzegd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Bij besluit van 21 december 2010 (bestreden besluit) is dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat hij niet in staat is om (ten minste één van) de hem voorgehouden functies te vervullen die hem in het kader van de beoordeling van zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 28 mei 2010 waren voorgehouden. Appellant heeft aangevoerd dat het Uwv zijn medische situatie niet goed heeft ingeschat. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant gewezen op de brief van de behandelend orthopedisch chirurg Kingma van 11 mei 2011, waaruit blijkt dat bij hem sprake is van een posttraumatische artrose van de rechterenkel en een brace wordt geadviseerd. Appellant heeft tevens gewezen op zijn re-integratiedossier, waaruit volgens hem naar voren komt dat hij moeilijk plaatsbaar is vanwege forse sociale en persoonlijke beperkingen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad heeft heden uitspraak gedaan in het geding tussen partijen geregistreerd onder nummer 11/4673 WIA. Bij die uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat appellant per 28 mei 2010 in staat moet worden geacht de functies te vervullen die hem in het kader van de beoordeling van zijn aanspraken op grond van de Wet WIA zijn voorgehouden.
4.2. Appellant heeft (ook) in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zijn medische toestand op 5 november 2010 was verslechterd ten opzichte van 28 mei 2010.
4.3. Het hoger beroep van appellant slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
6. Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) D. Heeremans
KR