ECLI:NL:CRVB:2012:BX3131

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4673 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Misker, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 28 mei 2010 geen recht op een WIA-uitkering toekende. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 juli 2012 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 27 juni 2012 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers.

De appellant was werkzaam als afwashulp en meldde zich op 30 mei 2008 ziek vanwege klachten aan de rechter enkel. Het Uwv had vastgesteld dat er geen recht op uitkering was, wat door de rechtbank werd onderschreven. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen aanknopingspunten waren om het medisch oordeel van het Uwv te betwisten. Appellant voerde aan dat hij minder belastbaar was dan het Uwv aannam en dat hij niet in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen, onderbouwd door een brief van zijn orthopedisch chirurg.

De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geen psychisch objectiveerbare aandoening had en dat er geen aanleiding was om medische beperkingen op sociaal en persoonlijk functioneren aan te nemen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/4673 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2011, 10/1945 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 25 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Misker hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en gereageerd op de nadere stukken van appellant.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als afwashulp bij [naam restaurant] te [vestigingsplaats]. Op 30 mei 2008 heeft hij zich ziek gemeld wegens toegenomen klachten aan de rechter enkel.
1.2. Bij besluit van 2 maart 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 28 mei 2010 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 19 april 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven. Naar het oordeel van de rechtbank kleefde aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek dat eerst na een tussenuitspraak van de rechtbank is hersteld. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten omdat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct had vastgesteld en appellant, met inachtneming van deze beperkingen, de aan de schatting ten grondslag gelegde functies kan verrichten.
3. Het hoger beroep van appellant is gericht tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit. Appellant stelt dat hij minder belastbaar is dan het Uwv aanneemt. Hij acht zich niet in staat om de hem voorgehouden functies te vervullen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant gewezen op de brief van zijn behandelend orthopedisch chirurg Kingma van 11 mei 2011, waaruit blijkt dat bij hem sprake is van een posttraumatische artrose van de rechter enkel waarvoor een brace wordt geadviseerd. Volgens appellant kan hij als gevolg van de pijnklachten in de rechter enkel slechts zeer korte afstanden lopen en is tillen en dragen sterk beperkt. Appellant heeft tevens gewezen op zijn re-integratiedossier waaruit volgens hem blijkt dat hij moeilijk plaatsbaar is vanwege forse sociale en persoonlijke beperkingen. Het verbaast hem daarom dat het Uwv geen beperkingen heeft aangenomen op persoonlijk en sociaal functioneren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen aanknopingspunten zijn het medisch oordeel van het Uwv voor onjuist te houden, wordt onderschreven.
In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor een ander oordeel.
4.2. Met betrekking tot de brief van orthopedisch chirurg Kingma van 11 mei 2011 heeft het Uwv er terecht op gewezen dat bij appellant sprake is van een geringe artrose waardoor er beperkingen zijn ten aanzien van de belasting van de enkel. Daarmee is rekening gehouden tijdens de WIA-beoordeling.
4.3. Het Uwv heeft er tevens terecht op gewezen dat appellant door diverse verzekeringsartsen is onderzocht maar nimmer is gebleken van een psychisch objectiveerbare aandoening. Evenmin is tijdens deze onderzoeken gebleken dat appellant in behandeling was voor psychische klachten of psychofarmaca nam. Onder deze omstandigheden bestond er geen aanleiding tot het stellen van medische beperkingen op sociaal en/of persoonlijk functioneren.
4.5. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, zijn geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies niet passend zouden zijn voor appellant.
4.6. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten in hoger beroep, dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
6. Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) D. Heeremans
KR