ECLI:NL:CRVB:2012:BX1266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Inhouding bijstandsuitkering wegens niet aangetoond contant aflossen vordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, A. te B., ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had een bedrag van € 46,76 ingehouden op de bijstand van appellant voor de maanden augustus en september 2007, omdat er geen bewijs was van contante betaling van een vordering. Appellant stelde dat hij het openstaande saldo van € 828,81 op 3 september 2007 contant had afgelost en verwees naar een uitkeringsspecificatie van 29 augustus 2007 als bewijs. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het college ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Het verzoek van appellant om M. Groen, een medewerker van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als getuige te horen, werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de inhoudingen op de bijstand als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht moeten worden aangemerkt. De uitkeringsspecificatie die appellant aanvoerde als bewijs voor de contante betaling, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet aantoont dat het resterende saldo daadwerkelijk contant was voldaan. De datum op de specificatie lag bovendien vóór de gestelde betalingsdatum.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 juli 2012.