ECLI:NL:CRVB:2012:BX0246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6874 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering wegens niet verzekerd zijn op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 2 januari 2002 arbeidsongeschikt is, had een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet verzekerd was op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De appellant stelde dat hij vanaf 1990 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar had geen bewijs geleverd dat hij op de datum van zijn arbeidsongeschiktheid rechtmatig in Nederland verblijf hield. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de vraag of de appellant verzekerd was voor de WAO, beoordeeld moest worden op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had in zijn verweerschrift terecht aangevoerd dat de appellant op die datum niet verzekerd was, aangezien zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning eerder was afgewezen.

De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat hij op 2 januari 2002 rechtmatig in Nederland verblijf hield. Daarom was het Uwv terecht tot de conclusie gekomen dat de appellant niet als verzekerde kon worden aangemerkt op grond van de WAO. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

10/6874 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2010, 10/1502 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 4 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft op 30 augustus 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd omdat hij sinds 2 januari 2002 ziek is en daardoor niet kan werken. Hij is onder behandeling van een dokter. Appellant heeft te kennen gegeven dat hij sedert 1990 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Hij heeft Nederland verlaten omdat hij erg ziek is. Bij beschikking van 28 november 2003 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning afgewezen.
2. Bij besluit van 20 november 2009 is vastgesteld dat hij geen recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), op de grond dat hij niet verzekerd is voor die wet nu hij geen rechtmatig verblijf houdt in Nederland. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van 3 maart 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
4.1. Appellant is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen. Hij heeft naar voren gebracht dat hij in Nederland gewoond en gewerkt heeft en dat hem geen uitkering ingevolge de Ziektewet is toegekend noch bijstand is verleend omdat hij geen verblijfstitel had. Hij heeft Nederland verlaten omdat de medische kosten te hoog zijn. Hij lijdt aan een psychische ziekte en is onder behandeling van een arts. Door deze ziekte kan hij niet werken. Appellant beschouwt zich meer dan 80% arbeidsongeschikt.
4.2. Het Uwv heeft in verweer, onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 4 juli 2003, LJN AI0196, er op gewezen dat voor een aanspraak op een WAO-uitkering van belang is of een betrokkene op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, in dit geval 2 januari 2002, verzekerd is voor de WAO. Nu appellant op 2 januari 2002 niet verzekerd is, is de aanvraag terecht afgewezen.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Zoals het Uwv in het verweerschrift met juistheid heeft aangevoerd, dient de vraag of er sprake is van verzekeringsplicht te worden beoordeeld op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid, zijnde 2 januari 2002.
5.2. Appellant heeft naar voren gebracht dat hij vanaf 1990 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, maar heeft geen stukken in het geding gebracht die erop wijzen dat hij op 2 januari 2002 rechtmatig in Nederland verblijf hield. Ter zitting heeft het Uwv meegedeeld dat het Suwinet is geraadpleegd om na te gaan of een op 2 januari 2002 bestaand hebbend dienstverband van appellant staat geregistreerd dan wel andere gegevens van appellant met betrekking tot die datum bekend zijn. Dat is niet het geval. Uit de gedingstukken blijkt dat appellants aanvraag om een verblijfsvergunning bij beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 28 november 2003 is afgewezen. Deze afwijzing wijst niet in de richting van een rechtmatig verblijf van appellant in Nederland voor de datum van de beschikking.
5.3. Gelet op het vorenstaande is de conclusie dat appellant niet heeft aangetoond dat hij op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid, op 2 januari 2002, rechtmatig in Nederland verblijf hield zodat het Uwv bij het bestreden besluit terecht appellant niet als verzekerde heeft aangemerkt op grond van de WAO. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.4. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en M. Greebe en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) P. Boer
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
JL