ECLI:NL:CRVB:2012:BW9760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- B.M. van Dun
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewetuitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als administratief medewerkster werkte, is op 12 januari 2009 uitgevallen wegens psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft op 16 oktober 2009 besloten haar uitkering per 19 oktober 2009 te beëindigen, wat appellante niet kon accepteren. In hoger beroep heeft zij gesteld dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aard van haar werkzaamheden en dat de verzekeringsarts haar medische beperkingen heeft onderschat. Appellante heeft een rapport van psycholoog H. Heijkers overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het medische onderzoek dat ten aanzien van appellante is verricht, voldoende zorgvuldig is geweest. De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van beschikbare informatie van de huisarts, een specialist en een psycholoog geconcludeerd dat appellante in staat is haar eigen werk te verrichten. De Raad oordeelt dat de door het Uwv gehanteerde maatstaf voor het begrip 'zijn arbeid' correct is en dat er geen reden is om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts te betwisten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 13 juni 2012 en bevestigt de eerdere beslissing van het Uwv. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.