ECLI:NL:CRVB:2012:BW9131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na niet-aangewend rechtsmiddel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 21 oktober 2010, waarin de WW-uitkering van de appellant werd herzien en teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat hij niet had aangetoond dat hij tegen het toekenningsbesluit van 27 mei 2009 rechtsmiddelen had aangewend. Dit besluit werd door de rechtbank als onaantastbaar beschouwd.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de gewerkte uren van de appellant in mindering had gebracht op de WW-uitkering. De appellant had aangegeven dat hij per 23 april 2009 voor een wisselend aantal uren was gaan werken, maar had dit niet correct opgegeven bij de uitbetaling van de WW-uitkering. Hierdoor had hij in de periode van 27 april 2009 tot en met 19 juli 2009 een bedrag van € 4.070,37 te veel ontvangen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het herzienings- en terugvorderingsbesluit van het Uwv.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te compenseren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de appellant was aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de appellant over de relevante perioden een totaal van 526 gewerkte uren had opgegeven, maar dat hij niet had aangetoond dat het toekenningsbesluit onjuist was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef.