ECLI:NL:CRVB:2012:BW9129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1603 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering wegens gebrek aan privaatrechtelijke dienstbetrekking

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellante, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), had een re-integratietraject doorlopen met Flexpay. Dit traject omvatte een sollicitatietraining, een werkervaringsplaats bij een incassobureau en een stage op een basisschool. De Raad oordeelde dat, ondanks de activiteiten die appellante had ondernomen, er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit oordeel was gebaseerd op de korte duur van de activiteiten en het doel van de overeenkomst, dat gericht was op re-integratie en niet op het verrichten van arbeid.

Het Uwv had eerder geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat de verrichte werkzaamheden niet als verzekerd werden beschouwd. De rechtbank had dit standpunt bevestigd, en in hoger beroep herhaalde de Raad deze conclusie. De Raad wees erop dat de activiteiten van appellante niet voldeden aan de criteria voor een dienstbetrekking, en dat er geen loonvormende arbeid was verricht.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter, en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 juni 2012.

Uitspraak

11/1603 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 31 januari 2011, 10/4645 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 1 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.A. Bouwman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2012. Appellante noch haar gemachtigde is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.C. van der Meer.
OVERWEGINGEN
1. Appellante genoot een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Zij heeft in het kader van een re-integratietraject een contract met Flexpay afgesloten, dat liep van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008. De overeenkomst is tot stand gekomen door inbreng van de gemeente Zaanstad. Appellante heeft in april en mei 2007 gedurende vijf dagen een sollicitatietraining gevolgd. Van 22 mei 2007 tot en met 18 juni 2007 heeft ze gewerkt bij een incassobureau. In augustus 2007 heeft ze zich georiënteerd op een opleiding. In oktober en november 2007 heeft ze gewerkt op een school. Op 20 november 2007 is ze arbeidsongeschikt geworden.
2.1. Bij besluit van 22 december 2009 heeft het Uwv geweigerd appellante per 17 november 2009 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.2. Bij besluit van 12 juli 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2009 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat arbeid verricht in het kader van een re-integratietraject niet verzekerd is op grond van de Wet WIA.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat er tussen appellante en Flexpay geen privaatrechtelijke dienstbetrekking is ontstaan, zodat appellante niet als werknemer in de zin van de Wet WIA aangemerkt kan worden.
4.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij wel degelijk verzekerd is op grond van de Wet WIA. Appellante had een arbeidsovereenkomst en heeft loonvormende arbeid verricht. Haar werkzaamheden hielden meer in dan een enkele stage of sollicitatietraining.
4.2. De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of de rechtbank moet worden gevolgd in het oordeel dat er tussen appellante en Flexpay geen sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking op grond waarvan appellante verzekerd is op grond van de Wet WIA. Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen 2.5 en 2.6 van de aangevallen uitspraak en verwijst naar zijn uitspraak van 23 juni 2010, LJN BM9286. De Raad voegt daar het volgende aan toe.
4.3. Bij het sluiten van de overeenkomst tussen Flexpay en appellante was het doel de reïntegratie van appellante. Hieraan is uitvoering gegeven door een sollicitatietraining van vijf dagen, geven van een werkervaringsplaats bij het incassobureau gedurende vier weken en het doen lopen van stage op een basisschool gedurende een zestal weken. Bij de activiteiten heeft begeleiding plaats gevonden. Gelet op dit doel van de overeenkomst, de begeleiding en de korte perioden dat daadwerkelijk activiteiten zijn verricht kan niet worden gesproken van het verrichten van arbeid en heeft mitsdien geen privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van het BW bestaan.
5. Gelet op het hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) G.J. van Gendt.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
NW