ECLI:NL:CRVB:2012:BW9123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die zijn uitkering had aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was.
Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 april 2008 verouderd was ten opzichte van de relevante datum van 15 maart 2010. Hij betoogde dat deze FML niet als basis kon dienen voor de herbeoordeling van zijn situatie. De Raad overweegt echter dat de gronden die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, slechts herhalingen zijn van eerder ingediende gronden. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat appellant geen nieuwe objectief-medische gegevens heeft ingebracht die de eerdere beoordeling in twijfel trekken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en D.J. van der Vos als leden, in aanwezigheid van griffier H.L. Schoor. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.