ECLI:NL:CRVB:2012:BW9123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6326 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die zijn uitkering had aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende was.

Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 april 2008 verouderd was ten opzichte van de relevante datum van 15 maart 2010. Hij betoogde dat deze FML niet als basis kon dienen voor de herbeoordeling van zijn situatie. De Raad overweegt echter dat de gronden die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, slechts herhalingen zijn van eerder ingediende gronden. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat appellant geen nieuwe objectief-medische gegevens heeft ingebracht die de eerdere beoordeling in twijfel trekken.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en D.J. van der Vos als leden, in aanwezigheid van griffier H.L. Schoor. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.

Uitspraak

11/6326 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 21 september 2011, 10/570 en 10/1310 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant is door mr. P.J. de Rooij hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak 11/6325 ZW, plaatsgevonden op 9 mei 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis. Na de zitting is de behandeling van de zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
1. Bij brief van 23 april 2010 heeft appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 5 augustus 2010 heeft het Uwv appellant per 17 oktober 2009 een WIA-uitkering toegekend. Bij besluit van eveneens 5 augustus 2010 heeft het Uwv beslist dat appellant per 15 maart 2010 geen recht meer heeft op de WIA-uitkering, maar dat deze feitelijk per 1 september 2010 zal worden beëindigd. Bij besluit van 12 november 2010 (bestreden besluit) is de beëindigingsdatum bepaald op 1 oktober 2010 en is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 augustus 2010 voor het overige ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich met zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit kunnen verenigen.
3. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 april 2008 is verouderd ten opzichte van de hier relevante datum van 15 maart 2010. Vanuit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming kan deze FML volgens hem niet dienen als basis bij de herbeoordeling.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De door appellant in hoger beroep naar voren gebrachte gronden houden uitsluitend een herhaling in van in eerdere stadia van de procedure reeds naar voren gebrachte gronden. De Raad kan zich volledig vinden in hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak over die gronden heeft overwogen en geoordeeld, en maakt die overwegingen en dat oordeel tot de zijne. Appellant heeft in hoger beroep niets aangevoerd of aan stukken ingebracht dat leidt tot de conclusie dat de rechtbank tot een onjuiste beoordeling is gekomen, of tot gerede twijfel dienaangaande. Met name moet worden vastgesteld dat appellant het hoger beroep niet aan de hand van nadere objectief-medische gegevens heeft onderbouwd. Volstaan wordt daarom te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover daarbij met betrekking tot aanspraken ingevolge de Wet WIA is beslist.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) H.L. Schoor.
KR