ECLI:NL:CRVB:2012:BW9120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van een ZW-uitkering na beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Almelo. De appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 15 mei 2006 ziek gemeld en verzocht om een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter de uitkering, omdat appellant per 12 mei 2008 in staat werd geacht om de voor hem geduide functies te verrichten. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad nu is bevestigd.
De Raad overweegt dat appellant in hoger beroep zijn standpunt heeft gehandhaafd dat zijn medische beperkingen niet correct zijn vastgesteld en dat zijn arbeidsmogelijkheden zijn overschat. Appellant stelde dat er eerst een nieuwe medische beoordeling had moeten plaatsvinden voordat de geschiktheid voor de eerder geduide functies kon worden beoordeeld. De Raad heeft echter vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts, E. Vastert, appellant op het spreekuur heeft gezien en relevante medische informatie heeft beoordeeld. De arts concludeerde dat appellant per 15 maart 2010 weer geschikt was voor de in het kader van de Wet WIA geduide werkzaamheden.
De Raad heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek of de juistheid van de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad bevestigt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen kunnen worden onderschreven. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan de appellant.