ECLI:NL:CRVB:2012:BW8887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4326 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering en vaststelling eerste ziektedag in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de toekenning van een IVA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als verkoper in het bedrijf van zijn vader werkte, is op 30 april 2004 uitgevallen door een herseninfarct. Hij heeft op 29 september 2008 het Uwv verzocht om een uitkering, omdat hij sinds 30 april 2005 arbeidsongeschikt zou zijn. Het Uwv heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellant recht heeft op een IVA-uitkering met ingang van 27 april 2007, waarbij de eerste ziektedag op 30 april 2005 is vastgesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de eerste ziektedag niet op 30 april 2005, maar pas in augustus 2008 zou zijn gelegen. Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep heeft appellant zijn standpunt toegelicht, maar het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de arbeidsongeschiktheid niet later is ingetreden dan op 30 april 2005.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv heeft onderschreven. De medische en arbeidskundige gegevens ondersteunen niet de stelling van appellant dat hij zijn werk na 30 april 2005 volledig heeft hervat. De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/4326 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 juli 2010, 10/1533 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.J.C. Asselbergs hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Asselbergs. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.E.J.P.M. Rutten.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als verkoper audio/video en elektro-apparatuur in het bedrijf van zijn vader. Hij is op 30 april 2004 uitgevallen ten gevolge van een herseninfarct. Na verloop van tijd heeft appellant het werken in het bedrijf van zijn vader hervat. Op 29 september 2008 heeft hij het Uwv verzocht hem in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wegens sinds 30 april 2005 bestaande arbeidsongeschiktheid.
1.2 Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 20 maart 2009 vastgesteld dat appellant op grond van de Wet WIA recht heeft op een uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeids-ongeschikten (IVA) met ingang van 27 april 2007. De eerste ziektedag is bepaald op 30 april 2005. Tegen het besluit van 20 maart 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt.
2. Bij besluit van 9 juli 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar, onder verwijzing naar een rapport van bezwaarverzekeringsarts van 3 juli 2009, ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep stelt appellant zich op het standpunt dat het Uwv ten onrechte de eerste ziektedag van appellant heeft vastgesteld op 30 april 2005. Ter zitting van de Raad heeft appellant naar voren gebracht dat hij pas vanaf half augustus 2008 zijn werk niet meer aankon en dat de eerste ziektedag dan ook in die maand had moeten worden bepaald.
5.1. In het onderhavige geschil staat ter beantwoording de vraag of de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv, dat de arbeidsongeschiktheid niet later is ingetreden dan op 30 april 2005, heeft onderschreven.
5.2. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord nu hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen reden is om van het oordeel van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraak, af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven.
5.3. Uit de door de rechtbank besproken medische en arbeidskundige gegevens, waarin ook de informatie is weergegeven die appellant en zijn vader omtrent het functioneren van appellant in het bedrijf van de vader hebben verstrekt, kan niet worden afgeleid dat appellant op enig moment na 30 april 2005 zijn werk als verkoper volledig heeft hervat. Zijn stelling dat de eerste ziektedag in augustus 2008 is gelegen, heeft appellant met geen enkel medisch gegeven onderbouwd.
5.4. Gelet op hetgeen is overwogen in 5.2 en 5.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
De griffier is buiten staat te tekenen.
KR