ECLI:NL:CRVB:2012:BW8811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5761 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van beschikbaarheid maatman en arbeidsmarktpositie

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als zelfstandig tegelzetter heeft gewerkt en na een auto-ongeval in 1978 ongeschikt raakte voor zijn werk. Appellant heeft van 1 januari 2004 tot 1 augustus 2004 als leraar bouwtechniek en meetkunde gewerkt, maar heeft daarna enkele jaren niet in loondienst gewerkt. Op 16 augustus 2007 is hij weer gaan werken als tegelzetter, maar viel op 2 oktober 2007 uit. Tot 28 september 2009 ontving hij een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uwv weigerde appellant met ingang van 29 september 2009 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij op die datum in staat werd geacht zijn maatmanarbeid te verrichten. Het Uwv baseerde zich op een fictieve maatman, de productiemedewerker industrie, en concludeerde dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde niet als maatman kon worden aangemerkt, omdat appellant niet beschikte over de vereiste onderwijsbevoegdheid.

In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat de leraar bouwtechniek en meetkunde toch als maatman had moeten worden aangemerkt. Het Uwv heeft in de bezwaarfase de functie alsnog als maatman aangemerkt, maar handhaafde de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat niet is aangetoond dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde op de arbeidsmarkt voorkomt en dat hij met zijn beperkingen dit werk kan oppakken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft beslist dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij op de datum in geding geschikt was voor de maatgevende functie van leraar bouwtechniek en meetkunde. De Raad concludeert dat de functie op de arbeidsmarkt nog voldoende voorkwam en dat de argumenten van appellant niet overtuigend zijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/5761 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2011, 10/2747 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ( Uwv)
Datum uitspraak: 20 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.S. Grégoire, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het UVW heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is werkzaam geweest als zelfstandig tegelzetter. Als gevolg van een auto-ongeval in 1978 is hij ongeschikt geraakt voor dit werk. Van 1 januari 2004 tot 1 augustus 2004 heeft appellant bij [naam school] te [plaatsnaam] gewerkt als leraar bouwtechniek en meetkunde. Vervolgens heeft hij enkele jaren niet in loondienst gewerkt. Op 16 augustus 2007 is hij via Randstad uitzendbureau gaan werken als tegelzetter. Op 2 oktober 2007 is hij uitgevallen. Tot 28 september 2009 heeft hij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen.
1.2. Bij besluit van 13 januari 2010 heeft het Uwv geweigerd appellant met ingang van 29 september 2009 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat hij op die datum in staat werd geacht zijn maatmanarbeid te verrichten. Het Uwv is daarbij uitgegaan van een fictieve maatman, zijnde de productiemedewerker industrie. Het Uwv is uitgegaan van een fictieve maatman omdat appellant gelet op zijn beperkingen van meet af aan ongeschikt was voor zijn laatste werk als tegelzetter in loondienst. De leraar bouwtechniek en meetkunde kon in de visie van het Uwv ook niet als maatman worden aangemerkt omdat appellant als leraar had gewerkt zonder dat hij beschikte over de vereiste onderwijsbevoegdheid. In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat het Uwv de leraar bouwtechniek en meetkunde desondanks toch als maatman had moeten aanmerken. Bij besluit van 31 mei 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv de leraar bouwtechniek en meetkunde alsnog als maatman aangemerkt. Aangezien appellant in de visie van het Uwv dit werk op de datum in geding kon verrichten heeft het Uwv de weigering appellant een WIA-uitkering toe te kennen, onder aanpassing van de motivering, gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat niet valt in te zien waarom in de bezwaarfase niet zou kunnen worden besloten uit te gaan van een andere maatman. De rechtbank heeft er in dit verband op gewezen dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank goed gemotiveerd dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde op de datum in geding in voldoende mate voorhanden was op de Nederlandse arbeidsmarkt.
3. Appellant heeft (samengevat) in hoger beroep gesteld dat niet voldoende is komen vast te staan dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde met de toenmalige beloning en functiebelasting nog steeds op de arbeidsmarkt voorkomt. Daarmee staat ook niet vast dat hij, met zijn beperkingen, dit werk weer kan oppakken. Voorts is de functie hem niet voorgehouden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat appellant met ingang van 29 september 2009 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet WIA, omdat appellant op die datum geschikt was voor de maatgevende functie van leraar bouwtechniek en meetkunde, waardoor het inkomensverlies minder dan 35% bedraagt. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde, zoals appellant die in 2004 heeft vervuld, op de datum in geding, 29 september 2009, nog in voldoende mate op de Nederlandse arbeidsmarkt voorkwam.
4.2. Bezwaararbeidsdeskundige C.G.H.J. Habets heeft in zijn verslag van 20 mei 2010 een beschrijving gegeven van het werk van appellant als leraar bouwtechniek en meetkunde en de belasting in dat werk. Bij deze beschrijving zijn door appellant geen kanttekeningen gemaakt. Vervolgens is de bezwaararbeidsdeskundige nagegaan of de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde op de datum in geding ook in voldoende mate op de Nederlandse arbeidsmarkt voorkwam. Volgens zijn verslag van 16 mei 2011 heeft de bezwaararbeidsdeskundige via internet gezocht naar vacatures en deze ook gevonden. Verder heeft hij drie scholengemeenschappen gebeld. Daarbij heeft hij navraag gedaan naar het voorkomen van de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde op de datum in geding en de bij die functie behorende beloning. De bezwaararbeidskundige heeft op basis van zijn bevindingen geconcludeerd dat de functie - deels onder de iets aangepaste benaming leraar bouwtechniek - ook op de datum in geding nog voorkwam op de arbeidsmarkt.
4.3. De Raad ziet in hetgeen door appellant in hoger beroep naar voren is gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de onder 4.2 genoemde bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige en de door hem aan die bevindingen verbonden conclusie.
4.4. Dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde eiser niet is voorgehouden is niet relevant, nu het hier gaat om een beoordeling bij einde wachttijd. Bovendien gaat het om een functie die appellant in het verleden heeft vervuld en niet om werk dat nieuw voor hem is en waarop hij zich moet instellen.
4.5. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012.
(get.) J. Riphagen
(get.) R.L. Rijnen
TM