ECLI:NL:CRVB:2012:BW8811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van beschikbaarheid maatman en arbeidsmarktpositie
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als zelfstandig tegelzetter heeft gewerkt en na een auto-ongeval in 1978 ongeschikt raakte voor zijn werk. Appellant heeft van 1 januari 2004 tot 1 augustus 2004 als leraar bouwtechniek en meetkunde gewerkt, maar heeft daarna enkele jaren niet in loondienst gewerkt. Op 16 augustus 2007 is hij weer gaan werken als tegelzetter, maar viel op 2 oktober 2007 uit. Tot 28 september 2009 ontving hij een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uwv weigerde appellant met ingang van 29 september 2009 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij op die datum in staat werd geacht zijn maatmanarbeid te verrichten. Het Uwv baseerde zich op een fictieve maatman, de productiemedewerker industrie, en concludeerde dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde niet als maatman kon worden aangemerkt, omdat appellant niet beschikte over de vereiste onderwijsbevoegdheid.
In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat de leraar bouwtechniek en meetkunde toch als maatman had moeten worden aangemerkt. Het Uwv heeft in de bezwaarfase de functie alsnog als maatman aangemerkt, maar handhaafde de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat niet is aangetoond dat de functie van leraar bouwtechniek en meetkunde op de arbeidsmarkt voorkomt en dat hij met zijn beperkingen dit werk kan oppakken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft beslist dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij op de datum in geding geschikt was voor de maatgevende functie van leraar bouwtechniek en meetkunde. De Raad concludeert dat de functie op de arbeidsmarkt nog voldoende voorkwam en dat de argumenten van appellant niet overtuigend zijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.