ECLI:NL:CRVB:2012:BW8089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstandsverlening op basis van onvoldoende bewijs van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Arnhem. De appellant had op 8 september 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij hij aangaf te wonen op een bepaald adres in Arnhem. Na een onderzoek door de afdeling handhaving werk en inkomen, waarbij onder andere een huisbezoek is afgelegd, heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem de aanvraag op 14 oktober 2009 afgewezen. De reden hiervoor was dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde.
Appellant heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde en dat hij voldoende informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de onderzoeksbevindingen van het college beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de relevante periode op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat er bij het huisbezoek geen persoonlijke spullen van appellant zijn aangetroffen en dat de verklaringen van de zus van appellant en de waarnemingen in de omgeving van het adres niet in zijn voordeel spraken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.