ECLI:NL:CRVB:2012:BW6858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- B.M. van Dun
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beëindiging ZW-uitkering na medisch onderzoek en terugvordering voorschot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als schoonmaker in de bouw werkzaam was, had zich op 21 augustus 2006 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts in oktober 2008, werd vastgesteld dat appellant in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. In april 2009 werd een voorschot op de WIA-uitkering teruggevorderd, wat ook door appellant werd betwist.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen en dat de terugvordering van het voorschot gerechtvaardigd was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het oordeel van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige, professor dr. H.J. Stam, gevolgd moest worden. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die het standpunt van appellant konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de terugvordering van het voorschot niet leidde tot onaanvaardbare consequenties voor appellant, waardoor het Uwv bevoegd was om tot terugvordering over te gaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen schadevergoeding toegekend.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundige oordelen in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen kan plaatsvinden.