ECLI:NL:CRVB:2012:BW6853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- B.M. van Dun
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld wegens geschiktheid voor arbeid na psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die als administratief medewerker in dienst was bij een werkgever. Appellante is op 12 september 2003 uitgevallen vanwege psychische klachten, waarna haar dienstverband op 17 september 2003 is beëindigd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 oktober 2003 besloten om het ziekengeld met ingang van 18 september 2003 te weigeren, omdat appellante niet in staat zou zijn om haar arbeid te verrichten. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd in een besluit van 5 april 2004, waarin het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank Utrecht heeft in een eerdere uitspraak op 10 oktober 2011 het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzichtelijk had gemotiveerd waarom appellante na een half jaar weer geschikt werd geacht voor haar arbeid.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij per 19 april 2004 niet geschikt was voor haar arbeid en dat de bezwaarverzekeringsarts haar ten onrechte niet lichamelijk heeft onderzocht. Appellante stelde dat zij nog steeds last had van depressieve klachten en onder behandeling was van psychiater E.P. Oudemans. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig was en dat het enkele feit dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, niet betekent dat het medisch onderzoek onaanvaardbare tekortkomingen vertoonde. De Raad concludeerde dat er geen ernstige psychiatrische stoornis of complicerende factoren aanwezig waren, waardoor een volledig herstel binnen een half jaar na de ziekmelding kon worden verwacht.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met Ch. van Voorst als voorzitter en B.M. van Dun en J.J.T. van den Corput als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 mei 2012.