ECLI:NL:CRVB:2012:BW6785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellant had bezwaar gemaakt tegen maatregelen die hem waren opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Deze maatregelen waren opgelegd voor een periode korter dan drie maanden. De appellant stelde dat het college op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) verplicht was om deze maatregelen te heroverwegen. Het college had echter het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard, met de reden dat de maatregelen niet heroverwogen hoefden te worden omdat ze korter waren dan drie maanden.
De Raad oordeelde dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad stelde vast dat de appellant niet had verzocht om heroverweging van de maatregelen en dat het bezwaarschrift niet gericht was tegen een besluit dat gelijk te stellen was aan een niet tijdig nemen van een besluit. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.311,-- bedroegen, en het college moest het griffierecht van € 152,-- vergoeden. De Raad wees het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van het college onder de WWB en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften. De uitspraak is openbaar gedaan en onderstreept de rechtsbescherming van de appellant in het bestuursrecht.