ECLI:NL:CRVB:2012:BW6610

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2448 WWB + 11/1309 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand en schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellante. De zaak betreft de periode van 1 oktober 2007 tot en met 31 januari 2008, waarin appellante onderdak heeft gegeven aan een Pools echtpaar en later aan twee Polen, zonder dit te melden aan het college. Appellante ontving € 400,-- per maand voor het onderdak, maar heeft nagelaten deze inkomsten te rapporteren, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op volledige of aanvullende bijstand, zelfs als zij de inlichtingenverplichting naar behoren had nagekomen. Het college heeft de bijstand terecht ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 maart 2010, die de intrekking van de bijstand bevestigde, werd door de Raad bekrachtigd. De Raad benadrukt dat het aan appellante is om bewijs te leveren van haar recht op bijstand, wat zij niet heeft gedaan. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de mededelingen van appellante over haar inkomsten niet zijn onderbouwd met een deugdelijke administratie of andere verifieerbare gegevens. De Raad bevestigt dat het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

10/2448 WWB
11/1309 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 maart 2010, 08/2564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec (college)
zittingdatum 15 mei 2012.
Zitting hebben: J.C.F. Talman, C.H. Bangma en M.F. Wagner
Griffier: J. van Dam
Ter zitting zijn verschenen:
Appellante, bijgestaan door mr. W. Searle, advocaat, en N.F.P. Kok en J.D. Wolters, vertegenwoordigers van het college.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 4 augustus 2010 ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Indien de belanghebbende niet aan de inlichtingenverplichting voldoet, is dat volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld 28 juni 2011, LJN BR0751), een grond voor intrekking van de bijstand met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet werk en bijstand, indien als gevolg van het niet nakomen van die verplichting niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de belanghebbende recht heeft op bijstand.
Appellante heeft aangevoerd dat zij het niet eens is met de door de rechtbank in stand gelaten volledige intrekking van de bijstand over de periode van 1 oktober 2007 tot en met 31 januari 2008. Zij heeft in deze periode alleen tot kerstmis 2007 onderdak gegeven aan een Pools echtpaar, van wie zij € 400,-- per maand ontving, hetgeen zij niet heeft gemeld. Vanaf
7 februari 2008 heeft appellante onderdak geboden aan twee Polen. Zij vindt dat de bijstand moet worden herzien door het bedrag dat zij aan inkomsten heeft ontvangen uit onderverhuur van de bijstand af te trekken.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het op de weg van appellante ligt om aannemelijk te maken dat zij - als zij de inlichtingenverplichting destijds wel naar behoren zou zijn nagekomen - over die periode wel recht zou hebben gehad op volledige dan wel aanvullende bijstand. De mededelingen van appellante over de hoogte van de inkomsten worden niet ondersteund door een deugdelijke administratie of andere concrete verifieerbare gegevens over het aantal personen aan wie zij onderdak bood noch over de daaruit genoten inkomsten. In dit verband moet acht worden geslagen op de waarnemingen die door de sociale recherche zijn verricht. Hieruit komt naar voren dat in ieder geval ten tijde van die waarnemingen, waaronder ook in januari 2008, regelmatig meer dan twee personen, in het bezit van een Poolse auto, in de woning van appellante verbleven.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college het recht op bijstand van appellante over de nog in geding zijnde periode niet heeft kunnen vaststellen.
Omtrent het besluit van 4 augustus 2010, dat ter uitvoering van de aangevallen uitspraak is genomen, overweegt de Raad het volgende. Het college heeft, met in achtneming van de door de rechtbank vastgestelde periode, de bijstand van appellante ingetrokken en ook voor het overige de overwegingen van de rechtbank in acht genomen. Het college heeft hiermee op juiste wijze uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) J. van Dam. (get.) J.C.F. Talman.
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
HD