ECLI:NL:CRVB:2012:BW5430
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek na uitspraak door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker na een eerdere uitspraak van de Raad. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. J.W. Schuttel, mr. J.P.M. Zeijen en mr. C.C.W. Lange, die betrokken waren bij de behandeling van het hoger beroep van de verzoeker. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend op 24 april 2012, nadat de Raad op 2 maart 2012 een uitspraak had gedaan die de eerdere beslissing van de rechtbank van 's-Hertogenbosch bevestigde. De verzoeker stelde dat de rechters onpartijdigheid niet konden waarborgen vanwege verschillende omstandigheden, waaronder een onheus bejegenen door mr. Schuttel en vooringenomenheid van mr. Zeijen tijdens de zitting.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek was ingediend na de uitspraak van de Raad. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht dient een verzoek om wraking te worden gedaan voordat de uitspraak is gedaan. De Raad benadrukte dat, aangezien de zaak niet langer bij de rechters in behandeling was, een na de uitspraak gedaan verzoek om wraking niet kon worden beoordeeld. De Raad verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk en liet een inhoudelijke beoordeling van de aangevoerde gronden achterwege.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de griffier, J. van Dam, en de voorzitter, A. Beuker-Tilstra, ondertekenden het proces-verbaal. Ter zitting was niemand verschenen, wat de procedure verder beïnvloedde. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep benadrukt het belang van tijdigheid bij het indienen van wrakingsverzoeken en de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van de procedurele vereisten.