ECLI:NL:RBNNE:2013:6335

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
C17/129632/KG RK 13-401
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter na beëindiging van de procedure

In deze zaak heeft verzoeker, aangeduid als [A], een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van mr. Wijtsma op 3 september 2013, waarin het beroep van verzoeker ongegrond werd verklaard. Verzoeker stelde dat mr. Wijtsma incompetent en partijdig was, en dat hij inhumaan handelde door geen rekening te houden met de stress en de behoefte aan rust van verzoeker. Verzoeker verzocht de rechtbank om mr. Wijtsma niet langer bij zijn procedures te betrekken, omdat hij geen vertrouwen meer had in de rechter.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker zijn verzoek tot wraking te laat had ingediend, aangezien dit verzoek pas na de einduitspraak was gedaan. Hierdoor was verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Bovendien was het niet mogelijk om mr. Wijtsma te wraken voor toekomstige procedures, omdat dit pas kan nadat een nieuwe procedure aanhangig is gemaakt.

De wrakingskamer besloot daarom om het verzoek tot wraking niet inhoudelijk te behandelen en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 september 2013, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Postma.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/17/129632 / KG RK 13-401
Uitspraak ex artikel 8:18 Awb van 27 september 2013
inzake het door:
[A],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: verzoeker,
ingediende verzoek tot wraking van mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij uitspraak van 3 september 2013 heeft mr. Wijtsma voornoemd als bestuursrechter in de zaak met nummer AWB LEE 13/1273 het door verzoeker (als eiser in die zaak) ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.2.
Bij brief van 16 september 2013 heeft verzoeker mr. Wijtsma gewraakt.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker legt - kort samengevat - aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag. Mr. Wijtsma is incompetent, aangezien hij in zijn uitspraak heeft verzuimd om in te gaan op de door verzoeker in de beroepsprocedure aangedragen argumenten tegen het bestreden besluit. Daarnaast is mr. Wijtsma partijdig, omdat hij zomaar het verhaal van verweerder, UWV, heeft overgenomen. Ten slotte is mr. Wijtsma inhumaan, nu verzoeker herhaaldelijk heeft aangegeven procedures zoals de onderhavige beroepsprocedure niet goed aan te kunnen en ontzettend naar rust te verlangen. Deze rust wordt hem door mr. Wijtsma kennelijk niet gegund. UWV heeft verzoeker onterecht goedgekeurd waardoor verzoeker overspannen is geraakt. Mr. Wijtsma heeft nagelaten om daartegen op te treden. Verzoeker verzoekt de rechtbank gezien het voorgaande om mr. Wijtsma niet langer bij zijn procedures betrokken te laten zijn. Verzoeker heeft geen enkel vertrouwen meer in mr. Wijtsma en hij stelt recht te hebben op behandeling door een andere rechter, die - aldus verzoeker - wél competent, onpartijdig en humaan is.
2.2.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek
van een partij een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of
omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de
beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is
uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed
onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke - door verzoeker aan te voeren -
omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat
een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die
partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
Uit het hiervoor genoemde wetsartikel volgt dat een verzoek tot wraking moet
worden gedaan vóórdat de behandeling van een zaak is geëindigd door een uitspraak. Nadat
de einduitspraak is gedaan, is de zaak immers niet meer bij de rechter in behandeling. Een
na een einduitspraak gedaan verzoek tot wraking dient niet-ontvankelijk te worden
verklaard (zie CRvB 10 mei 2012, LJN: BW5430 en gerechtshof 's-Hertogenbosch 16
november 2012, LJN: BZ0828).
2.4.
Verzoekster heeft het verzoek tot wraking van mr. Wijtsma ingediend nadat een einduitspraak door mr. Wijtsma was gedaan in de door verzoeker aanhangig gemaakte beroepszaak. De conclusie moet daarom zijn dat het wrakingsverzoek in dat opzicht te laat is gedaan, zodat verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.
2.5.
Verzoeker heeft, naar de wrakingskamer begrijpt, mr. Wijtsma tevens gewraakt voor toekomstige beroepsprocedures. Ook in zoverre kan verzoeker niet in het voorliggende wrakingsverzoek worden ontvangen. Het is niet mogelijk om op voorhand rechters te wraken die mogelijkerwijs een toekomstige beroepsprocedure van verzoeker zullen behandelen (zie HR 18 december 1998, LJN: AD2977). Dit is pas mogelijk nadat een eventuele nieuwe procedure aanhangig is gemaakt waarin mr. Wijtsma als rechter zou optreden.
2.6.
Gelet op het vorenstaande komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek. Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
2. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en mr. Wijtsma.
Deze uitspraak is gewezen door mr. T.K. Hoogslag, mr. C.M. Telman en mr. E.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2013, in tegenwoordigheid van mr. M. Postma als griffier.