ECLI:NL:CRVB:2012:BW4703
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M. Greebe
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake het recht op ziekengeld na beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de ziekengelduitkering aan appellant. Appellant ontving sinds 7 december 2000 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering was bij besluit van 9 oktober 2007 ongewijzigd gehandhaafd. De rechtbank had eerder een besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De Raad had in een tussenuitspraak op 14 september 2011 vastgesteld dat het Uwv een onjuiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van de arbeid van appellant.
Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het Uwv rapporten laten opstellen door een bezwaararbeidsdeskundige en een bezwaarverzekeringsarts. Deze rapporten concludeerden dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de belasting in het werk van appellant de beschreven belastbaarheid zou overschrijden. De Raad oordeelde dat de rechtbank het bestreden besluit terecht had vernietigd, maar op andere gronden. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit moesten in stand blijven, wat betekende dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevochten, moest worden bevestigd.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep moest worden veroordeeld, met een bedrag van € 1.311,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.