ECLI:NL:CRVB:2012:BW4658

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4512 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over het recht op Ziektewetuitkering na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellante had zich op 28 november 2008 ziek gemeld terwijl zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Na een medische beoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat appellante geschikt werd geacht voor haar laatst verrichte arbeid als champignonplukster/schoonmaakster. Bij besluit van 10 maart 2009 werd haar medegedeeld dat zij geen recht meer had op ziekengeld. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond in een bestreden besluit van 18 juni 2009, dat berustte op rapportages van bezwaarverzekeringsarts J.P.M. Joosten.

De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. Tijdens de zitting op 21 maart 2012 was appellante niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd door mr. G. Vermeijden. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldige en inzichtelijke medische onderbouwing had en dat de door appellante in hoger beroep overgelegde medische informatie niet leidde tot een ander oordeel. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 mei 2012, met Ch. van Voorst als voorzitter en K.E. Haan als griffier.

Uitspraak

10/4512 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 21 juni 2010, 09/2585 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ( Uwv).
Datum uitspraak: 2 mei 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2012, waar appellante niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. Vermeijden.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante heeft zich op 28 november 2008 ziek gemeld vanuit de situatie dat zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Na onderzoek door een verzekeringsarts is aan appellante bij besluit van 10 maart 2009 meegedeeld dat zij geschikt werd geacht voor haar laatst verrichte arbeid als champignonplukster/schoonmaakster, primair per 28 november 2008 en subsidiair per 10 maart 2009 en dat zij dus geen recht meer had op ziekengeld.
Bij besluit van 18 juni 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 maart 2009 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft het bestreden besluit doen berusten op rapportages van bezwaarverzekeringsarts J.P.M. Joosten van 21 april en 17 juni 2009. De bezwaarverzekeringsarts heeft de dossiergegevens bestudeerd, informatie opgevraagd bij de behandelend sector en appellante gezien bij een hoorzitting en spreekuur op 21 april 2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 10 maart 2009 herroepen voor zover hierin is medegedeeld dat appellante per 28 november 2008 geen recht heeft op een Ziektewetuitkering en vastgesteld dat appellante met ingang van 10 maart 2009 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts en is van oordeel dat appellante terecht geschikt is geacht voor de aan de orde zijnde functie. De hersteldverklaring kon naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het feit dat appellante tijdens het spreekuur van 10 maart 2009 was medegedeeld dat de uitkering ingevolge de ZW per die datum zou eindigen, niet eerder dan per 10 maart 2009 worden geëffectueerd.
3. Appellante heeft in hoger beroep (samengevat) gesteld dat zij vanwege haar medische beperkingen niet in staat is haar arbeid te verrichten.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit berust op een voldoende zorgvuldige en inzichtelijke medische onderbouwing en onderschrijft de door de rechtbank aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. De door appellante in hoger beroep overgelegde (medische) informatie brengt de Raad niet tot een andersluidend oordeel nu daaruit niet kan worden afgeleid dat appellante op 10 maart 2009 nog langer arbeidsongeschikt was.
4.2. Gelet op het hiervoor gestelde in 4.1 komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III.BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M. Greebe en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) K.E. Haan.
GdJ