ECLI:NL:CRVB:2012:BV9543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die zich op 5 februari 2004 ziek meldde met psychische klachten, later vergezeld door hoge bloeddruk en buikklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 31 juli 2006 dat appellant geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% werd geschat. Na een herbeoordeling in 2007 werd de WGA-uitkering per 28 augustus 2007 herzien naar de klasse 65 tot 80%. In 2008 vond opnieuw een herbeoordeling plaats, waarbij rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige werden ingediend. Op 24 juni 2008 trok het Uwv de WGA-uitkering van appellant in, omdat hij weer in staat werd geacht zijn maatgevende arbeid te verrichten. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd op 5 september 2008 ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam, en verwees naar een statine-intolerantie die hij in 2008 had, als belangrijke oorzaak van zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het bestreden besluit op een voldoende medische grondslag berustte. De Raad onderschreef de medische beoordeling van het Uwv en concludeerde dat appellant in staat was om zijn maatgevende arbeid te verrichten, ondanks de door hem aangevoerde klachten. De Raad weigerde ook het verzoek om een medisch deskundige aan te stellen, omdat er onvoldoende reden was om aan de medische beoordeling van het Uwv te twijfelen. De uitspraak van de rechtbank Utrecht werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.