ECLI:NL:CRVB:2012:BV7373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die eerder was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had knieklachten en was uitgevallen voor zijn werk. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts M.J. van Rooij in juni 2008, werd vastgesteld dat appellant ook rugklachten had. De verzekeringsarts stelde een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op, maar na een tweede onderzoek in augustus 2008 werden er aanvullende klachten geconstateerd, waaronder een wond aan de buik en duizeligheid. De arbeidsdeskundige A. Bouterse concludeerde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar nog wel voor andere functies, wat leidde tot een herziening van de WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% per 14 maart 2009.
Appellant ging in beroep tegen deze herziening, waarbij hij stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts E.J.M. van Paridon concludeerde echter dat er geen nieuwe medische feiten waren en dat de eerder vastgestelde beperkingen correct waren. De rechtbank bevestigde deze conclusie en verklaarde het beroep ongegrond. Appellant ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de klachten van appellant. De Raad oordeelde dat de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies voldoende was aangetoond en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet onjuist kon worden geacht. De Raad zag geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en bevestigde de aangevallen uitspraak.